fbpx

SP-Kamerlid Renske Leijten stapt na bijna 17 jaar op: ‘Ik balanceer voortdurend op die evenwichtsbalk’

Met haar grenzeloze inzet was SP-kamerlid Renske Leijten er medeverantwoordelijk voor dat de misstanden van het toeslagenschandaal naar buiten kwamen. Vorige week nam ze na bijna zeventien jaar afscheid van het kabinet

‘Sorry dat ik te laat ben!’ roept Renske Leijten terwijl ze haar fiets parkeert, slechts vijf minuten na de afgesproken tijd. Het is zaterdagochtend, op een zonnig terras in het centrum van onze gezamenlijke woonplaats Haarlem. Renske heeft net haar zesjarige zoon naar een partijtje gebracht, ik de mijne naar voetbal, dus we herkennen elkaars gehaaste tred. We ploffen neer, bestellen cappuccino’s, halen diep adem, neus in de zon, en concluderen lachend: prima omstandigheden! Zeg je Renske Leijten, dan denk je misschien: tuurlijk… SP-kamerlid Democratie, Bestuur, Klimaat, Economie en Digitaal! Maar waarschijnlijk denk je diréct: het toeslagenschandaal. Want samen met oud-CDA’er Pieter Omtzigt beet Renske zich vast in het ontluisterende dossier van 350
gezinnen die door de Belastingdienst onrechtmatig werden behandeld, als fraudeurs bestempeld en ‘vermorzeld’, met alle ernstige gevolgen van dien, zoals torenhoge schulden, het kwijtraken van huizen, banen en uithuisplaatsing van kinderen

Op welk moment wist je: ik móét hier wat mee?

‘Al in 2017 verscheen het keiharde rapport van de Nationale ombudsman over het onrechtmatig stopzetten van kindertoeslag bij talloze gezinnen. Toch was pas twee jaar later voor het eerst een serieus debat hierover in de Kamer. In de zomer van 2019 besloot ik een meldpunt te starten. Dat bleek cruciaal: we zagen dat het schandaal groter was, de problemen structureler én ineens zagen mensen dat ze niet alleen waren en durfden ze hun verhaal te vertellen. Dat is wat ik doe: mensen bij elkaar brengen en mobiliseren. Als blijkt dat een individueel probleem geen incident is maar een breder, structureel probleem, dan ga ik aan.’

We zijn drie jaar verder, hoe gaat het hiermee?

‘Nog steeds zijn verre van alle gezinnen gecompenseerd en van de 1.115 kinderen die mede door financiële sores met de Belastingdienst uit huis zijn geplaatst, is nog geen kind thuis. Dat is echt om van te rillen. Dit komt doordat ons systeem om kinderen te beschermen verkeerd is ingericht en zelfs averechts werkt. Natuurlijk heb je bepaalde procedures en protocollen nodig om je werk te doen, maar dit is maatwerk: je moet mensen zien, spreken, horen, en daar is geen ruimte voor. Zo heeft een kinderrechter onvoldoende tijd om zich fatsoenlijk in te lezen en daarnaast de ouders en het kind te horen. Ook bestaat de gekke regel dat er na een halfjaar uithuisplaatsing niet meer aan terugkeer wordt gewerkt, omdat het hechtingsproblemen kan veroorzaken – terwijl: zoiets moet per situatie, per kind, bekeken worden.’

Wat kun jij wél doen?

‘Het onderwerp op de agenda houden, door middel van media-aandacht of het boek Weggecijferd, teruggevochten, waarin we honderd gedupeerde gezinnen portretteren, laten weten: hallo, het is nog steeds niet opgelost! Wel hebben we voor elkaar gebokst dat de rechtspraak en de Raad van State na een grondige analyse goed in de spiegel keken en concludeerden: dit hebben we niet goed gedaan, we hebben te veel de Belastingdienst gevolgd en te weinig naar de burger gekeken. Hopelijk leidt dat tot structurele verbeteringen. Maar helaas schieten de huidige gedupeerden daar niets mee op.’

Ik zie dat het je aangrijpt, lig je er wakker van?

‘Regelmatig, maar alleenstaande ouders met dubbele banen hebben pas écht slapeloze nachten. Het hele schandaal is zeker onder mijn huid gaan zitten. Ik heb dagelijks contact met slachtoffers. Het is mijn taak om strijdbaar en optimistisch te zijn, maar er zijn altijd tranen. En dat mag ook. Het is intens. Aan de andere kant staat mijn huis ook vaak vol bloemen. Als mijn kinderen vragen waarom ik die krijg, leg ik uit dat mama mensen met grote problemen heeft geholpen en dat mensen dat bijzonder en fijn vinden. Vooral mijn oudste van acht vindt dat mooi.’

Is dat grote sociale hart en je strijd tegen onrecht je met de paplepel ingegoten?

‘Mijn ouders waren niet politiek, maar wel maatschappelijk betrokken. Ze hadden een gezinshuis; kinderen die niet thuis konden wonen, konden bij ons als gezin leven. Dus naast mijn broertje had ik nog vier broers en zussen. Het was een fijne tijd, maar af en toe ook zwaar voor mijn ouders. Ooit vroeg ik mijn vader: “Vind je het het waard geweest?” Hij zei: “Als ze op bittere momenten in het leven kunnen terugdenken aan dat ene sinterklaasfeest of verjaardagspartijtje, dan is het al geslaagd.” Dat zegt alles.’ Dus het zit in je genen. ‘Ik kreeg echt mee dat de overheid een ‘schild’ moet zijn voor de zwakkeren. Mijn bullshitmeter slaat uit bij de term
participatiesamenleving, waarin iedereen zichzelf maar moet zien te redden. Natuurlijk ben je verantwoordelijk voor je eigen keuzes, maar omstandigheden maken de mens. Als wordt beweerd dat succes een keuze is, oftewel: als je het níét hebt, dan ben je een stumperd en hoef je niet te rekenen op de overheid of onze samenleving, dan ontploft mijn hart. Ik vind, je moet altijd de menselijke kant zien: heb je een probleem, dan moeten we dat oplossen. Zoals het compenseren van die extreme energierekeningen: zo hoort het, de overheid moet er zijn als je er zelf niet uitkomt.’

Was je SP-hart vroeger al zichtbaar?

‘Op de reünie van mijn middelbare school vier jaar geleden was niemand verbaasd over wat ik deed en voor welke partij ik dat doe, haha! Ik ben altijd recht voor z’n raap, strijdbaar en talig geweest. Als zeventienjarige schreef ik stukken over het wel of niet bestaan van een glazen plafond voor vrouwen, en ik verslond de boeken van oorlogscorrespondente Oriana Fallaci, die als geen ander de waanzin van oorlog beschreef. Met de pen kon ik de wereld verbeteren! Dus besloot ik Journalistiek in Groningen te studeren – al werd dit uiteindelijk Nederlands omdat ik een procentpuntje tekortkwam tijdens mijn propedeusejaar.’

Hoe kwam de politiek op je pad?

‘Door de aanslagen op het World Trade Center in 2001 kwam de politiek op mijn pad. Toen ik op het beginselprogramma van de SP stuitte, leek het alsof iemand mijn gedachten en mijn visie op de wereld had opgeschreven. In de tijd waarin ik opgroeide waren betaalbare huizen nog ‘normaal’, we organiseerden zaken samen vanuit het collectief, zoals het openbaar vervoer. De privatisering, het verkopen van dingen die van ons allemaal zijn, vind ik onbegrijpelijk. De armoede neemt toe, buurten verpauperen, het onderwijs heeft het zwaar, de woningnood is nijpender dan ooit. Dat is geen toeval, het komt door de manier waarop we de overheid hebben vormgegeven. Ik beschouw het als persoonlijk falen, en die van de partij, dat wij blijkbaar niet kunnen aantonen dat deze aanpak, waarin iedereen meer en meer op zichzelf wordt teruggeworpen, zorgt voor een hoop verliezers – een groep die alsmaar groeit. Kijk naar de wooncrisis, die was er altijd al, maar pas nu het echt iedereen raakt, gaan de alarmbellen af. Dat is tragisch.’

Je spreekt met passie, is jouw energie onuitputtelijk?

‘Dat dacht ik wel altijd, haha. Maar drie jaar geleden, nog voor het toeslagenschandaal, kreeg ik last van paniekaanvallen en slapeloze nachten. Een burn-out, zei de huisarts, pure stress. Samen keken we naar een praktische manier om die stress te verlagen. Stoppen met werken was geen optie; werken geeft me energie én door thuis te gaan zitten liep ik bovendien het risico om in een diepe depressie te belanden. Samen ontrafelden we mijn leven: waar ga ik allemaal over mijn grens? Dat begint al ’s ochtends: haasten naar school, haasten naar de trein, haal ik ’m wel of niet?’ Of: vanaf zeven uur ’s ochtends in touw zijn en dan om elf uur ’s avonds nog tig mails afwerken, moet dat echt? Ik deed het gewoon, beukte altijd door. De huisarts zei: “Het wordt tijd dat je jezelf wat gaat gunnen.”’

Wat hield dat in?

‘Het mijden van activiteiten die mijn stress verhoogden. Dus als een debat me energie gaf, was dat prima, maar ’s avonds met hartkloppingen een stuk afmaken, niet. Dan kwam het maar níét af. Ik moest nadenken over momenten waarop ik even ‘uit’ kon staan. Kleine, maar belangrijke aanpassingen zoals niet achter mijn bureau lunchen, mijn telefoon vaker wegleggen, niet werken in de trein of zo min mogelijk overstappen. Vooral dat laatste gaf me zo veel stress: heb ik alles, vergeet ik niks? Tegenwoordig gebruik ik dat kwartiertje in de trein om muziek te luisteren of naar buiten te staren. Ook doe ik geen overstap meer in
Leiden, maar rijd ik door naar Den Haag Holland Spoor en wandel ik van daaruit naar het Binnenhof. Ik had het nodig om tegen die muur te lopen. Ik gun mezelf nu echt meer: ik hou bijvoorbeeld van hardlopen, maar schiet dat er een week bij in, dan is het ook goed. Het moet geen éxtra druk worden.’

En toen moest de drukte van het toeslagenschandaal nog losbarsten?

‘Het gekke was dat ik juist tóén het meldpunt startte, dus feitelijk heeft het toeslagenschandaal me weer uit die burn-out geduwd. Eigenlijk wilde ik daarvoor al stoppen met de politiek, maar ik móést dit doorzetten: ik had mensen mijn belofte gegeven. Mijn man steunde me, maar zei ook: “Ik gun jou gewoon een ander leven waarin je niet non-stop hoeft aan te staan.” Als hij zulke dingen zegt, begin ik te huilen. Ik weet dat ik altijd kwetsbaar ben. Als de paniek omhoogschiet, bijvoorbeeld als ik een
persoonlijke aanval op mij in de krant lees, weet ik nu wel beter wat ik moet doen: ik bel een aantal mensen om mijn gevoel te toetsen. Klopt het dat ik schrik of trek ik het uit z’n verband, sta ik nog goed op de evenwichtsbalk? Ik blijf in balans door het van me af te praten.’

En dan heb je ook nog twee zoons van 8 en 6 op die evenwichtsbalk!

‘Vrijdag is mijn mamadag, en die bewaak ik goed. Ik wist vooraf dat ik soms een afwezige moeder zou zijn, dat hoort bij mijn verantwoordelijkheden. Maar: als ik thuis ben, ben ik ook écht thuis. Dus niet mama achter de computer of met haar neus in de stukken. Dat komt doordat – wederom – mijn man op een gegeven moment zei: “Je moet Den Haag in Den Haag laten, je bent zachter dan dit.” Dat is natuurlijk niet leuk om te horen, maar het klopt: ik sta van nature in de vechtstand. Ik had veel aan die opmerking. Straks ga ik met mijn oudste zoon naar het tuincentrum en gaat Den Haag uit.’

Hebben je zoons door wat je doet?

‘Ze weten dat ik ‘onderdeel ben van de groep mensen die het land bestuurt.’ Maar laatst zei mijn jongste zoon over iets wat op school gebeurde tegen oma: “O, dat kan mama wel oplossen, want zij is de baas van het land.” Haha, misschien moet ik het toch opnieuw uitleggen; het is ingewikkelde materie. Maar als we met z’n vieren aan tafel overleggen of we morgen naar de film gaan, en zo ja, naar welke, dan zeg ik dat dát een democratie is: dat je overlegt, naar elkaar luistert en openstaat voor de filmkeuze van een ander.’

Wat is het moeilijkst in de politiek?

‘Ik balanceer voortdurend op die evenwichtsbalk: ik ben supertrots dat ik als volksvertegenwoordiger de stem van het volk mag zijn, maar ik werk wel in een omgeving waarin mensen constant bezig zijn met spinnen, framen en beeldvorming – vaak ten koste van de inhoud. Dat deel valt me zwaar, en op den duur wil ik ook weg van de werkvloer waar alles op de man of de vrouw wordt gespeeld. Wel zal ik altijd maatschappelijk actief blijven, die wereldverbeteraar zit nou eenmaal in me. Ik word nu opgeslokt door debatten, terwijl ik het liefst op straat in gesprek ga met mensen. Overal waar ik kijk, zie ik het onrecht op de stoep liggen én mogelijkheden om dat te verbeteren voor de gewone burger. Mijn handen jeuken! Maar… vanmiddag eerst even lekker tuinieren.’

Dit interview verscheen in Wendy Special 5. 

Foto: Guus Schoonewille



WENDY Zomer special

Zomer op een eiland!


Een special vol eilandliefde en eilandinspiratie.


 

LAAT JE INSPIREREN DOOR ONZE WEKELIJKSE NIEUWSBRIEF