fbpx

Liza had een postnatale depressie: ‘Ik wilde mijn baby uit het raam gooien’

Zes jaar geleden beviel Liza (31) van haar zoontje Jens, maar de roze wolk was ver te zoeken na haar bevalling. Ze worstelt met nare gedachtes, tot op het punt dat ze een einde aan haar leven en dat van haar kind wil maken. Liza vertelt niemand over haar intrusies, bang om haar kind kwijt te raken. Totdat ze niet meer kan en dan eindelijk een diagnose krijgt: ze heeft een postnatale depressie. Over haar ervaringen schreef ze het boek Kind, ik hou (niet) meer van jou.

‘Hou alsjeblieft op met huilen’, dacht ik, terwijl ik naar mijn baby Jens kijk. Als ik hem geen eten meer geef, stopt hij misschien wel met dat irritante gekrijs. Hij was net een maand of drie, toen mijn afkeer naar hem steeds meer groeide. ‘Oh, echt als je nu niet stopt, gooi ik je nog het raam uit, of druk ik dadelijk een kussen op je hoofd.’ Ik schrok van mijn eigen gedachtes, maar tegelijkertijd was ik zo moe dat ik me niet eens meer bewust was van wat ik nu eigenlijk zei. Deze gedachtes kwamen eerst maar eens per dag voorbij, maar op een gegeven moment werd dat twee keer, toen drie keer. Ik wilde van mijn kind af, en droomde daar op de meest afschuwelijke manieren over.’

De bevalling

´Ik was vijfentwintig, toen ik zwanger was van mijn eerste zoontje Jens. Mijn zwangerschap was een doodnormale zwangerschap: af en toe last van de bijbehorende ongemakken, maar over het algemeen een hele fijne ervaring. Ik was mentaal en fysiek erg gezond. Ik ben zelfs met 27 weken nog een berg wezen beklimmen in Sicilië. Mijn vriend Menno en ik keken heel erg uit naar de geboorte van Jens.

Ik was uitgerekend op 7 januari, en op 5 januari kreeg ik ’s nachts de eerste weeën. Ik wilde graag thuis bevallen, omdat ik in een ziekenhuis bevallen te klinisch vond, en liever geen medicatie wilde tijdens de bevalling. Bovendien voelde thuis een stuk meer vertrouwd en persoonlijk. De eerste tien, elf uur werden de weeën steeds erger en erger. De verloskundigen waren meerdere keren langs gekomen, en bij hun derde bezoek zat ik het onder de douche al uit te schreeuwen van de pijn. ‘Lijkt erop dat je klaar bent voor de bevalling’, zeiden ze, maar mijn ontsluiting bleef maar 3 a 4 centimeter. Ik moest er toch aan toegeven dat ik het thuis niet meer zou redden, dus besloten we naar het ziekenhuis te gaan. Tijdens de rit naar het ziekenhuis vielen plots mijn weeën weg. In het ziekenhuis kreeg ik weeën opwekkers, en na vierentwintig uur ben ik bevallen van Jens met een ruggenprik. De bevalling zelf ging best vlot, maar omdat mijn placenta niet kwam moest ik een operatie ondergaan. Na de operatie werd ik naar de medium care afdeling gebracht, waar je meestal met andere patiënten samen ligt. Maar omdat het midden in de nacht was, lag ik helemaal alleen in een kamer. Mij werd verteld dat ik na een halfuur opgehaald zou worden, maar er kwam maar niemand opdagen. Mijn onderlichaam was nog steeds verlamd, en ik had geen bel om naar hulp te vragen. Langzamerhand begon ik in paniek te raken en schreeuwde ik om hulp naar de donkere, lege gang achter de deur. Waarom duurde het zo lang? Hoezo kwam niemand mij ophalen? Ik was al meer dan vijfentwintig uur wakker op dat moment en de enige reden dat ze maar niet kwamen die ik kon bedenken, was dat er iets mis was met Jens. Gelukkig bleek dat achteraf niet zo, maar de angst die ik toen voelde is mij wel altijd bijgebleven.’

Robot

‘De eerste paar dagen thuis met de baby verliepen voor mijn gevoel heel goed. Althans, dat dacht ik toen. Jens dronk goed, en begon echt te groeien. Zelf was ik ook weer vrij snel fysiek op de been. Maar de seinen dat het helemaal niet goed met me ging, waren vanaf het begin al te zien. Menno moest na twee dagen alweer aan het werk, en ik nam alle zorg op mezelf. Niet alleen van de baby, maar ook van het huishouden. Als de baby sliep, ging ik niet zelf ook slapen. Nee, ik ging gewoon opruimen, schoonmaken of iets anders doen om mezelf bezig te houden. De eerste paar maanden heb ik mezelf totaal geen rust gegund.

Ik was altijd al erg perfectionistisch, en een grote controlfreak. Dit heeft er naar gemaakt dat ik na de bevalling in een soort overlevingsmodus terechtkwam. Op een paar uurtjes kraamzorg na, was ik helemaal alleen. Alles moest perfect gaan en ik zou de perfecte moeder moeten zijn. Toen de kraamzorg aan het einde van de week wegging, barstte ik in tranen uit. Hoe moet ik dit in godsnaam in mijn eentje doen? Als een soort robot ben ik mij de maanden erna gaan voortbewegen. Dit was totdat ik steeds meer en meer nare gedachtes naar Jens toe kreeg.’

Nare gedachtes

´Mijn drieënhalve maand zwangerschapsverlof liep af, en het was tijd dat ik weer aan het werk zou gaan. Het ging mentaal nog steeds heel slecht, maar ik dacht: als andere moeders gewoon weer aan het werk kunnen, moet ik dat ook kunnen. Ik probeerde mezelf nog steeds vast te houden aan ´de perfecte moeder´. Mijn nare gedachtes naar Jens toe, hield ik voor mezelf. Ik was op dat moment werkzaam als verpleegkundige in de psychiatrie, ik kende veel moeders met wie het niet goed ging na de bevalling. Bijna altijd werden daar rechterlijke instanties zoals de kinderbescherming bij betrokken. Ik was bang dat als ik mijn gedachtes zou uitspreken, ik mijn kind ook kwijt zou raken. Ik dacht dan misschien wel vaak aan hoe ik van Jens af wilde komen, maar ik zou er nooit naar handelen.

Eenmaal een week of zes nadat ik weer was gaan werken, vertelde een van mijn favoriete collega’s dat ze een andere baan had gevonden. Dat was, gek genoeg, de druppel die de emmer deed overlopen. Verdriet en frustratie die ik maandenlang had opgekropt, kwamen er plots allemaal uit. Uit bezorgdheid liet mijn leidinggevende mij gaan, en kwam ik dus wéér thuis te zitten. Ik hield het twee weken vol thuis, voor ik suïcidaal werd.’

Postnatale depressie

‘Ik stond met Menno in de slaapkamer. Het was avond en Jens lag al een paar uur op bed. ‘Lieve schat, je moet me vanavond echt in huis houden’, zei ik tegen Menno. Hij wist niet waarom, maar ik durfde hem niet te vertellen dat als hij me niet binnen zou houden, ik de autosleutels zou pakken en mezelf tegen een boom aan zou rijden. Ik kon de kwade gedachtes gewoon niet meer van me afschudden. Menno wist dat het niet goed met mij ging, dat merkte hij aan alles. De dag erop zou hij de huisarts bellen voor een afspraak. Daar kreeg ik de diagnose postnatale depressie.

Het nieuws viel als een puzzelstukje op zijn plek. Hoe kon ik – als verpleegkundige in de psychiatrie nota bene – dit zelf niet hebben gezien? Aan de ene kant voelde het als een soort opluchting. Ik ben niet gek, en ik ben geen slechte moeder. Dat ik dat al die tijd wel heb gedacht, raakt me nog steeds. Aan de andere kant dacht ik nog steeds dat ik gefaald had, en dat ik het dus niet alleen kon terwijl ik dat wel zou willen. Dat was de perfectionist in mij die nog steeds de controle wilde hebben.’

Liefde voor Jens

‘Ik ben meteen begonnen met het slikken van antidepressiva, en heb mij aangemeld bij een psycholoog gespecialiseerd in postnatale depressie. Ik kreeg gesprekstherapie om te praten over het stukje perfectionisme, en EMDR therapie om de nare gedachtes over Jens en mezelf pijn doen, uit mijn hoofd te zetten en te verwerken. In het begin voelde het niet alsof EMDR hielp, omdat het echt heel zwaar was. Maar langzamerhand ging het steeds beter, en voelde het echt als een last van mijn schouders.

Mijn therapie liep ongeveer af toen Jens een jaar oud was. Dit was ook de eerste keer in een jaar tijd, dat ik echt van hem durfde te genieten. We gingen op vakantie naar Lanzarote, en ik kon met een glimlach kijken naar Jens terwijl hij aan het kruipen of optrekken was. Dat was een apart, maar ook een fijn gevoel. Maar het echte, eerste gevoel van liefde kwam tijdens derde kerstdag. We waren bij vrienden op bezoek, toen Jens plots zijn eerste stapjes begon te zetten. Een golf van liefde overspoelde me, iets wat ik niet eerder had gevoeld voor hem. Dat moment was echt ontzettend bijzonder en waardevol. Hij was mijn zoontje, en ik hield van hem.’

Kind ik hou (niet) van jou

‘Ik schreef mijn ervaringen over mijn postnatale depressie op. In eerste instantie alleen voor mezelf als een soort verwerking. Het was niet de bedoeling dat ik het zou uitgeven. Tijdens het schrijven bedacht ik me echter, dat er ontzettend veel vrouwen zijn die ook kampen met deze vreselijke ziekte. De geboorte van een kind wordt vaak als een droom en als een wonder omschreven. Maar niet voor elke moeder is dit werkelijkheid, en dat is wat ik wil vertellen met mijn verhaal. Het is een stukje eerlijkheid, dat het soms heel zwaar kan zijn maar ook dat het oké is als het niet gaat zoals je had gehoopt. In mijn boek geef ik vrouwen echt een inkijkje op de gedachtegang van iemand die worstelt met postnatale depressie. Daarmee hoop ik vrouwen te inspireren en te vertellen: het komt goed.

Het is voor mij geen fijne periode geweest, maar ergens zie ik het ook als een cadeautje dat ik dit heb mogen meemaken. Wellicht een cadeautje in een zwarte verpakking, maar het bracht me wel veel moois. Ik heb ontzettend veel geleerd over mezelf, en over moederschap. Ik heb niet meer de controle drang die ik had vóór de geboorte van Jens, en ik geloof dat ik daar nooit vanaf was gekomen als ik niet door mijn depressie heen was gegaan. Inmiddels hebben wij ook een tweede zoontje gekregen, door een thuisbevalling zoals ik altijd al bij Jens had gewild. Deze keer hebben wij wel meteen hulp ingeschakeld, en verliep alles tien keer beter dan bij Jens. Ik durf nu te zeggen dat ik niet alleen een trotse, maar ook een goede moeder ben voor mijn twee kinderen. Ik ben gelukkiger dan ooit tevoren.’

Liza haar boek 'Kind ik hou (niet) van jou' over haar ervaring met postnatale depressie.



WENDY Zomer special

Zomer op een eiland!


Een special vol eilandliefde en eilandinspiratie.


 

LAAT JE INSPIREREN DOOR ONZE WEKELIJKSE NIEUWSBRIEF