fbpx

Interview met Frans en Mariska Bauer over liefde in tijden van tegenslag: ‘We zijn net twee zwanen, altijd samen’

Frans en Mariska Bauer zijn al ruim dertig jaar samen en eind van dit jaar wordt Frans 50. Maar het zijn heftige tijden voor de Bauers sinds het herseninfarct van Mariska. Hoe ze daarmee omgaan en waar ze hun levenskracht vandaan halen: ‘Wij duiken nooit in problemen, zien altijd de oplossingen en dan regelen we het.’

Zoals Frans naar Mariska kijkt, daar is maar één woord voor: liefde. En als je goed kijkt zie je ook nog steeds de zorg. Hij is zich rot geschrokken, die dinsdag 4 januari 2022. Mariska belde die dag de schoonheidsspecialiste om een afspraak te checken, maar haar naam kwam niet soepel over haar lippen. Ze vertelt: ‘Ineens praatte ik met dubbele tong. Het was zo onwerkelijk, zo raar. Ik was kerngezond, dus wat gebeurde hier nou? Pas aan het eind van de dag ben ik naar de huisarts gegaan. Die dacht aan een allergische reactie, maar toen Frans en ik naar de avondapotheek van het ziekenhuis reden, kon ik amper meer praten. “Naar de huisartsenpost,” zei Frans en vandaar ging het naar de eerste hulp. Mijn rechterarm viel deels uit, mijn gezicht deed raar, mijn hele rechterkant raakte verlamd. Later begreep ik dat er links in mijn hersenen een propje is geschoten, waardoor je rechts uitvalt. En dat is mijn geluk geweest. Andersom is het een slechter verhaal. Voor hetzelfde geld had ik nu niet meer kunnen praten.’

Ruim een jaar later is ze nog niet de oude en zal ze het ook niet meer helemaal worden. ‘Ik heb nog geen moment gehad dat ik dacht: ik ben er weer. Alles is me snel teveel. Ieder geurtje, ieder geluid, het zonlicht, storm, alle prikkels hebben invloed. Je hersenen verwerken alles en bij mij is een klein deeltje dood. Je moet het zo zien: als er een storing is op het spoor tussen Amsterdam en Utrecht, word je omgeleid via Amersfoort. Zo gaat het ook bij mij, alles gaat via een omweg. Daar word ik heel snel moe van. Daarom splitsen we iets als het vieren van een verjaardag tegenwoordig maar op. Om al die prikkels uit elkaar te halen en om alles maar zo rustig mogelijk te houden. We moeten ineens overal bij nadenken en alles goed plannen.’

Frans: ‘Ik zeg altijd: we hadden het oude normaal en we hebben nu het nieuwe normaal. Maris is goed op weg, maar alles is gewoon anders geworden. We leven nu met een strakke agenda. Er moet veel meer geregeld worden. Er moet altijd iemand bij Maris in de buurt zijn, daar zijn we zuinig op.’

Hij haalt even adem. ‘Pas als je zoiets meemaakt als dit realiseer je hoe het leven ook anders kan zijn.’

Je zei: ik heb me dertig jaar kapotgewerkt en woon in het mooiste huis, maar zonder haar stelt het allemaal niks voor…

‘Precies dat. Alles is belangrijk hier, maar Mariska staat op één en daarna is alles weer belangrijk.’

In het waanzinnig mooi verbouwde huis van de Bauers is alles spic en span, alles strak en stijlvol, schoon en gestructureerd. En dat terwijl er voortdurend minimaal elf levende zielen rondbanjeren: Frans en Mariska, zonen Christiaan (21), Jan (20), Frans (18) en Lucas (13), vier levenslustige hondjes, een keizerlijke kater en dan hebben drie van de vier zonen ook al vaste verkering. De deur van de koelkast staat nooit stil, er klinken voortdurend voetstappen en mannenstemmen rondom de moeder. Die gelukkig weer het stralende middelpunt is en zich stoer en sterk houdt. Maar de rollen thuis, die zijn omgedraaid, de rollen zijn inmiddels verdeeld. Frans: ‘Nu zien we pas echt wat Maris allemaal deed in huis. Dat was bizar. Zij bestierde het hele huishouden.’
Mariska: ‘Dat doe ik nog, hoor!’
Frans: ‘In de beginfase was het zo gek. Mijn vrouw had iets gekregen wat we totaal nooit hadden verwacht. Daarna kwam er een herstelfase en die vond ik zo emotioneel. Ineens kon Maris bepaalde dingen niet meer die ze altijd had gekund. Als ik dan weleens het huis uitging, had ik zo’n onveilig gevoel. Inmiddels treed ik weer volop op, heb ik een nieuwe tour met Sieneke. Aan de ene kant is dat ontspannend voor mij, want ik vind het heerlijk om weer op te treden, aan de andere kant vind ik het nog spannend Maris alleen te laten. Al is het heel fijn om te weten dat alles goed geregeld is en ik niet meer de hele tijd die controlerende rol hoef te pakken. Onze jongens en onze schoondochters zijn fantastisch. Iedereen staat echt zijn mannetje. We hebben gezinstherapie gehad: hoe om te gaan met iemand die zichzelf aan het herontdekken is. En hoe om te gaan met dat nieuwe normaal. Ik moet snel aan de bel trekken als er iets gebeurt wat daar niet binnen past. Ik moest leren hoe ik kon zien of iemand wat heeft. Maris zit natuurlijk met de frustratie dat ze dingen die ze vroeger zonder nadenken deed niet meer zomaar kan en dat ze die vermoeidheid heeft. Als gezin kun je niks anders doen dan alert zijn, accepteren en begrip hebben. En gelukkig is de enorme onzekerheid van het begin wel weg. Ze mag weer autorijden, is medisch weer goedgekeurd. Dat zijn belangrijke stapjes.’

Die ene grote liefde

Het is van een ontroerende vanzelfsprekendheid, die liefde voor elkaar. Ze zijn altijd al een paar apart geweest. Samen genoten ze van grenzeloze successen. Hit na hit, prijs na prijs, de Gouden Televizier-Ring, Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, talloze keren een uitverkocht Ahoy, reizen naar China en Amerika. Daartegenover het nodige leed: Mariska’s broertje Jan verongelukte, twee bandleden van Frans overkwam hetzelfde lot, de suïcide van oom Giel en tante Doortje, het overlijden van opa Chris. Maar toch, zoals Frans dan zegt: ‘Het allerlaatste wat je wilt is dat er iets gebeurt met je meisje. Wij zijn altijd bij elkaar.’

Ik moet aan twee zwanen denken als ik jullie zo zie.

Frans: ‘Dat is grappig, want wat stond er destijds op onze trouwkaart, Maris?’
Mariska: ‘Ja, twee zwanen. Het klopt als een bus.’
Frans: ‘Ik kan me geen leven bedenken zonder haar. In mijn hoofd is dat uitgesloten. Maar door deze gebeurtenis, dit infarct, werd het in een keer realiteit. En weet je hoe betrekkelijk het leven is.’

Wat leert je dat?

‘Dat is een heel goede vraag. En het antwoord is: stel geen dingen uit die je zo graag wilt doen. We wonen hier al twintig jaar en steeds weer heb ik de verbouwing uitgesteld, terwijl ik meteen al de koe bij de horens had moeten vatten. Nu het eindelijk is gebeurd, denk ik: dit was toch onze droom? We hebben nu alles voor elkaar. Hart en ziel heb ik erin zitten. Ik heb zelf alles gesloopt – ze noemen me Frans de sloper. En dertig jaar ben ik op pad geweest om dit te kunnen realiseren, het is met recht met eigen handen opgebouwd. Tegelijk realiseer je pas wat echt belangrijk is als de spiegel van het leven voor je staat. Dit huis is steen. Geen drol waard zonder Mariska.’

De zonen

Met kleurrijke anekdotes kan Frans vertellen over zijn huis, waarachter pony Mientje al op een veldje stond te grazen toen hij het nog lang niet betalen kon. Opa stond naast hem en zag zijn kleinzoon dromen. Frans graaft in zijn herinneringen: ‘Christiaan was al geboren, we woonden nog op het kamp. Opa zei: “Franske, kijk er maar goed naar, naar dat huis, want zoiets kunnen wij nooit bemachtigen.” Maar ik zag die pony zo grazen en dacht: nou… Ik was er verliefd op.’
Zijn broer woonde al in de bewuste straat en het huis bleef lonken. En op een dag, Frans had inmiddels flink wat succes, knoopte hij een praatje aan met de eigenaar. ‘Ik was wat depressief omdat we in een grotere caravan wilden wonen en dat ging fout met vergunningen. Maar ineens zei die man dat ie zijn huis wilde verkopen. Meen je niet, riep ik, wat wil je ervoor hebben? Hij noemde een bedrag en ik zei: verkocht. Ik zie me nog zo met mijn vader dat huis opknappen. Hij zei tijdens het schilderen: “Zijn dat niet twee verschillende kleuren wit daar op die muur?” Het is gek, maar die zin vergeet ik nooit. Mijn vader leeft niet meer, maar als ik mijn ogen sluit zie ik ons samen daar weer staan. Dit is het huis van de herinneringen.’
En nu wordt ie omringd door toekomst, door al die grote, jongvolwassen mannen. Zijn zonen. Stuk voor stuk open, frisse, leuke gasten, wel echte pubers soms, maar hoe gezellig. Christiaan, de oudste, drentelt in de keuken; hij was het die vader Frans onlangs toezong in het programma Hoge Bomen, wat Frans diep roerde: ‘Mijn mooiste cadeau ooit.’
Mariska: ‘We hebben ze niet streng, maar wel rechtvaardig opgevoed. Ze weten precies wat wel en niet kan. Het zijn geen slenteraars geworden, ze zijn heel veel lekker thuis.
Frans: ‘Ik houd ervan dat ze hun basis kennen. Dat ze iedereen voor vol aanzien, ongeacht leeftijd of kleur. Waardeer ieder mens en zie de schoonheid ervan in, voel je nooit verheven boven de rest van de wereld. Ze hebben vrienden van alle rangen en standen, dat heb ik ook altijd gehad. Wij zien personen, wij zien mensen. Zoals ze zijn. Dat heb ik meegekregen vanuit mijn jeugd. Burgemeester of buurman: wat maakt dat uit? Je moet met iedereen goed kunnen opschieten.’
Christiaan: ‘Jij was vroeger heel fel op hoe we omgingen met gehandicapte kinderen. Daar mochten wij niet om lachen.’
Mariska: ‘Ik heb jullie nog meegenomen naar Villa Pardoes, toen jullie klein waren. Om te laten zien: dat zijn gewoon normale mensen.’
Frans: ‘In de straat woont Annemarie. Wij houden ontzettend veel van haar. Mensen zien haar handicap en kijken zo snel naar tekortkomingen. Wij niet, wij zien haar als Annemarie. Ik zoek de schoonheid in ieder mens. Voor mij bestaat een handicap niet.’

Waarom is dit voor jullie zo belangrijk geweest in de opvoeding?

Mariska: ‘Dat komt denk ik door onze roots, de cultuur waar Frans en ik vandaan komen. Ik kom uit een horecagezin en dan ben je dus altijd aan het werk. Eerst hadden we een partycentrum, later een restaurant. Je ziet heel veel verschillende mensen, maar uiteindelijk gaat het allemaal om hetzelfde: dat je aandacht en liefde voor elkaar hebt. Wij werkten echt hard hoor, maar ’s avonds zaten we als gezin altijd samen aan het eten. Dan konden de kinderen hun verhaal doen en werd er echt naar je geluisterd. Dat hebben wij nu ook. Ik houd niet van “bord op schoot”. Hoe kun je dan elkaars leven vertellen?’
Frans: ‘Dat is het geluk dat wij hebben, ik herken dat. Ik kom van het kamp en daar kon alles. Wie mee wilde eten, at mee. We zijn aanpakkers. Heel erg de mentaliteit van: we duiken nooit in problemen, wij zien oplossingen en we regelen het. We gingen niet eens op vakantie en mijn ouders konden niet lezen en schrijven. Een keer per jaar gingen we naar de Efteling met een thermoskan thee, daar keek ik naar uit. En met kerst naar de Chinees, dan aten we ons het schompes. Ik heb een heel sobere, maar intens liefdevolle opvoeding gehad. We hadden niks, maar voor mijn gevoel heb ik alles gekregen en ervaren, want waar gaat het om? Opa zong liedjes op de accordeon, dát was rijkdom. Muziek maken met je opa, wie wil dat nou niet meemaken? Na de zomer kwamen mijn klasgenootjes terug van Frankrijk en Spanje. Dat was voor mij iets onvoorstelbaars, hoe kon je daar nou zijn geweest? De Eiffeltoren kende ik van plaatjes en Spanje kende ik van Bassie en Adriaan. Toen ik er later echt kwam, dacht ik: goh, toch wel een heel ander land.’

Ik kan me zo voorstellen dat als je laat van alles ontdekt, het zo veel meer impact heeft?

‘O, absoluut. We waarderen alles zo. Ik werd vrij jong al bekend in Duitsland, heb daar twaalf jaar lang opgetreden. De eerste keer dat ik mijn vader meenam, reed ik over de grens en ik zag hem kijken: dalen en bergen, dat had ie nog nooit gezien. “Ik kan mijn ogen niet geloven,” stamelde-ie. Ik ben van niks naar alles gegaan. Dat jochie dat op zijn crossfietsje nooit verder kwam dan rondjes om het kamp zag ineens de wereld. Ik weet nog dat we een keer langs Ahoy reden en ik riep: “Daar ga ik later optreden!” Mijn moeder zei nog: “O, maar dan kom ik kijken.” Die dacht: laat dat ventje lekker dromen. Maar ik heb er meer dan vijftig keer opgetreden. Het is wel gebeurd.’

Komt dat wellicht ook omdat je van zo ver moest komen?

‘Uiteindelijk gaat het hierom: vind je iets leuk? Dat jochie van negen droomde ervan te zingen. Maar nu ik bijna vijftig ben, vind ik het nog net zo leuk. Ik ben dat nooit anders gaan beleven. Of het nu voor drie, dertig of drieduizend man is, ik heb hetzelfde gevoel. En hoe mooi is het dat ik daardoor op plekken ben gekomen die ik nooit voor mogelijk had gehouden. Hoe mooi is het dat ik onze kinderen een toekomst kan geven. Maar ik voel me daardoor niet meer dan anderen. Ik ken mijn plek.’

Toch zal je trots zijn hoe het van generatie op generatie gaat nu?

‘Ontzettend trots! Mijn vader was analfabeet. In die auto naar Duitsland heb ik hem leren lezen. Aap, noot, mies. Echt waar. Werd ie emotioneel, ineens kon ie zijn krantje lezen. Zelf heb ik een mavodiploma gehaald en ben ik detailhandel gaan doen, maar door het succes van het zingen koos ik ervoor me te richten op mijn carrière. Maar mijn zonen, die studeren, eentje gaat nu naar de universiteit. Ik zou dan willen vertellen aan hem hoe het daar werkt, maar ik heb geen idee. Die jongens doen dat gewoon. Zelf. Ja, dan ben ik zo trots. Ik vind het heel bijzonder van hen te leren hoe het daar dan is, op zo’n universiteit. Voor mij is dat allemaal nieuw. Een heel bijzonder gevoel. Dat we binnen drie generaties van analfabetisme naar geletterdheid zijn gegaan. Mijn vader zei altijd: “Jongen, zie af van alle luxe als je je kinderen een goede opleiding kunt geven.” Nou. Als ik dan zie dat mijn kinderen zo super presteren…’
Mariska valt in: ‘En dan hebben we er drie met dyslexie.’
Frans: ‘En toch zo ver kunnen komen. Bovengemiddeld presteren. En wij dwingen ze nooit.’
Mariska: ‘Doe wat je leuk vindt.’
Frans: ‘Zoek waar je plezier vindt. Anders wordt het niks.’

Slagroomtaart

Op bezoek bij de Bauers speelt de emotie voortdurend een voorname rol, maar net zo gemakkelijk kan het dan ineens over triviale zaken gaan die wel degelijk heel belangrijk blijken voor Frans. Zo heet Frans niet alleen ‘de sloper’, maar ook ‘de archivaris’ omdat hij werkelijk alles bijhoudt in zijn agenda en alles extreem goed geregeld moet zijn, dat vindt hij fijn. ‘Niets is illegaal, alles is gedocumenteerd, dat vind ik belangrijk. Het goede voorbeeld geven. Ik ben nog nooit bekeurd met bizarre snelheden. Ik houd niet van halfbakken, alles moet kloppen, alles moet goed zijn.’
En als iets hem bevalt in het leven, heeft hij er een flinke hekel aan als de balans wordt verstoord door het onverwachte. Plotseling gaat het gesprek richting slagroomtaart.
‘Mijn verjaardag is één keer naar de kloten geweest.’
We kijken hem bevreemd aan, maar Mariska snapt het meteen: ‘Toen kreeg ie niet de goede taart.’
Frans: ‘Ja, daar ben ik dus heel apart in. Op 30 december ging mijn moeder altijd slagroomtaart halen. Dat is al vanaf mijn kindertijd mijn enige cadeau en voor de rest hoef ik ook echt niks. Het gaat om die slagroomtaart. We halen ’m ook nog altijd bij precies dezelfde bakker, maar één keer was ie bevroren. Ik heb het halve land afgereden om een soortgelijke taart tevoorschijn te toveren. Ja, jullie kijken raar op, maar weet je wat het is? Pas als die slagroomtaart er is, voel ik me echt jarig. Dat is puur iets vanuit mijn jeugd, de herinnering. Wij kregen niet iedere week taart, die taart was zo bijzonder. Dat maakte me helemaal blij. Dus als mensen op mijn verjaardag komen is die slagroomtaart voor mij het ultieme symbool van speciaal.’

Pluk de dag

Als op 30 december van dit jaar de slagroomtaart weer aangesneden zal worden, is het voor de 50ste keer. Hoe kijkt Frans daar tegenaan? ‘Veertig worden vond ik emotioneel, dan zit je ineens op de helft. Maar nu voel ik me dertig. Is dat nou een teken dat ik in mijn midlifecrisis kom, Maris?’
‘Dat mag ik niet hopen,’ klinkt het met een lach.
‘Nee, vijftig is wel een bijzonder getal, maar ik pluk elke dag en ben totaal niet bezig met morgen. Voor mijn gevoel word ik honderd, maar als het 51 mocht zijn, heb ik ook heel mooi geleefd. Ik hoop maar één ding: als ik een oude artiest mag worden en over de zeventig ben, wil ik dat mijn kinderen op tijd zeggen: “Pap, doe maar niet meer.” Dus daar heb ik mijn kinderen de regie over gegeven. Die gaan dan ingrijpen. Dat zit er toch in bij mij: ik wil de beste zijn en de beste blijven, geen karikatuur van mezelf zijn. Daarom loop ik nu ook drie keer per week drie uur hard. En van drie uur lang op een podium staan, word ik ook wel flink lichter. Ik ben al twintig kilo kwijt en moet er nog acht.’

En jij, Mariska, wat zijn jouw dromen voor de tweede helft van je leven?

‘Ik heb helemaal geen dromen, ik hoef niks per se, vind het prima zo. Ik ben blij dat ik het leven heb.’
Ze grinnikt, want prompt gaat er een telefoonalarm af. ‘Dat is omdat ik mijn pillen moet innemen, zodat ik het leven houd.’ Dan serieuzer en wijzend op haar man, zonen en alles wat rondom leeft: ‘Ik ben blij dat ik ze heb. Dit gezin. De basis. Wat zou ik moeten dromen als ik alles al heb?’

Dit interview verscheen eerder in de voorjaarsspecial van WENDY.



WENDY Zomer special

Zomer op een eiland!


Een special vol eilandliefde en eilandinspiratie.


 

LAAT JE INSPIREREN DOOR ONZE WEKELIJKSE NIEUWSBRIEF