Paul Blokhuis

Zonder jou. Staatssecretaris Paul Blokhuis verloor zijn dochter Julia van achttien: 'Ik praat nog heel graag over haar'

In de serie Zonder jou vertellen mensen over het verlies van een dierbare. Hoe voelt diepe rouw? Wat geeft hen kracht? Dit keer het verhaal van demissionair staatssecretaris Paul Blokhuis van VWS, die op 25 februari 2018 onverwachts zijn dochter Julia van achttien verloor. Hoe ga je als ouder verder na zo’n groot verlies? ‘Ik hoop dat mensen die hetzelfde afschuwelijke verdriet meemaken elkaar vasthouden en elkaar een bemoedigende schouderklop geven.’

‘Bij ons in de woonkamer stuit je op een muur met allemaal foto’s van Julia. We hebben haar niet weggestopt op de schoorsteenmantel. Er is ook een hoekje in de boekenkast met haar gadgets: haar koksmuts, haar stempas die ze net niet heeft kunnen gebruiken. We vinden het belangrijk om Julia nog letterlijk een plek te geven. Ik praat ook nog graag over haar; dat heeft ze verdiend, vind ik. Zelfs als ik mijn honden uitlaat; je wilt niet weten hoe vaak ik het over Julia heb.

Mijn vrouw Ida en ik hebben vier kinderen. Dat zeg ik bewust in de tegenwoordige tijd, want zo voel ik het: Julia is er nog steeds. Onze millenniumbaby, geboren op 01-01-2000, de vierde in de rij. Een heel rustig meisje. Een stille genieter met een groot sociaal hart. Een bruggenbouwertje. Het type dat ertussen gaat staan bij een ruzie op het schoolplein of de pester aanspreekt. Julia is ook ons mooiste meisje. We hebben vier mooie meiden, en ik ben trots op alle meiden, maar Julia is de mooiste, daar zijn de zussen het wel mee eens. Ze zeggen weleens lelijk in de luier en mooi in de sluier, maar Julia was in alle fases mooi. Ze had een getinte huid, dat heeft ze van haar moeder geërfd. Als we op vakantie gingen was zij al bruin voordat ik mijn zwembroek aanhad.’

Zonder afscheid

‘Julia had al een tijdje last van haar oog. Als bezorgde ouder denk je dan meteen in doemscenario’s: als het maar geen hersentumor is, als er maar niets aan het drukken is daarachter, of MS. Maar we hebben nooit gedacht aan de zeldzame ziekte antifosfolipide, ik had er nog nooit van gehoord. Julia had de catastrofale variant ervan, wereldwijd zijn er maar duizend gevallen bekend. Het is een defect in het immuunsysteem, waardoor je lichaam bloedstolsels gaat aanmaken. Gewoonlijk is het goed behandelbaar met bloedverdunners, maar bij de variant die Julia had, explodeert de ziekte ineens. Allereerst gingen we naar de huisarts die ons doorverwees. Julia zou nog een uitgebreid oogonderzoek krijgen, maar omdat de artsen dachten dat er ergens een ontsteking zat, gaven ze haar alvast prednison. Vanaf toen is het heel snel slechter gegaan. Julia is absoluut geen pieper en een stoer kind, maar ze kreeg uitvalsverschijnselen en liet dingen vallen. Op donderdag werd ze opgenomen in het ziekenhuis in Apeldoorn en ’s nachts werden we gebeld dat het niet goed ging. “Waar was je nou?”, riep ze toen we binnenkwamen en ik dacht: ik had nog sneller moeten rijden. Ondertussen had ze heel veel pijn en overal slibden dingen dicht. Het was ernstig en kon fataal aflopen, zeiden de artsen. Vrijdagmorgen is ze met gillende sirenes naar het UMC Utrecht gereden. We hadden toen nog niet het flauwste benul dat ze zou overlijden, maar als je je kind zo ziet wegscheuren…, ik stond erbij te janken als een klein kind. Plankgas zijn we achter de ambulance aan gereden. Aanvankelijk zou ze op de medium care terechtkomen, het verhaal was toen nog dat ze wel een tijd zou moeten revalideren om weer te herstellen. Maar het ging snel slechter en Julia moest een openhartoperatie ondergaan. Professor Suiker ging haar opereren, een rustige grote man. We dachten nog: als hij Juul opereert komt het goed. Hij kwam zo rustig en deskundig over. Die nacht slopen we op onze tenen over de Intensive Care en kwam ze bij. “Ik ben blij”, zei ze en ze maakte duidelijk dat ze iets wilde drinken. Dat is het laatste wat ze heeft gezegd en het galmt nog steeds na in mijn hoofd. We hebben nooit afscheid kunnen nemen van Julia, ze ging alleen maar achteruit. Zondag werd er een hersenscan gemaakt en hoorden we dat er geen enkele hersenactiviteit meer was. Er werd ons gevraagd een tijdstip te kiezen voor het stopzetten van de beademing. We kozen voor de zeven, een mooi heilig getal, het getal van de volheid, al was haar leven nog lang niet vol. Op 25 februari om 19.38 stond de wereld stil. In twee seconden was haar kleur helemaal weg en het leven uit Julia.’

Aanwezig

‘Julia was altijd een gezond kind en in vier dagen was het voorbij, dat gaat sneller dan je rationeel kunt bevatten. Voordat de mokerklap binnenkomt, ben je een paar maanden verder. Ik weet nog dat we twee maanden later bij de huisarts zaten en ik in haar dossier “overleden” zag staan. Doe normaal gast, denk je op zo’n moment, dat meisje is pas achttien. Het heeft een tijd geduurd voordat ik het kon benoemen. Alsof je het toegeeft als je het benoemt. Sorry Julia, ik geef toe dat je bent overleden. Omdat het in het nieuws was gekomen, wisten veel mensen het en hoefden we het ook niet zelf uit te spreken. Terwijl het wel helpt om het te benoemen om het een plek te geven. In het begin zei ik bijvoorbeeld: “We hebben afscheid genomen van Julia”, maar dat kon ook betekenen dat ze een halfjaar was gaan backpacken in Australië. Nog steeds zijn er momenten dat het onwerkelijk is. Achter een leven van een achttienjarige zet je geen punt, maar een komma. Fysiek is ze er niet meer, maar tegelijkertijd is ze meer aanwezig dan ooit. De grote afwezige is de grote aanwezige, zei iemand vlak nadat ze overleed. Dat vond is zo treffend gezegd. Het is waar: geen van mijn dochters is zo veel in mijn gedachten aanwezig als Julia. Ik wil haar naam blijven noemen.’

Kanaliseren

‘Ik vind het best een zware gedachte dat dit grote verdriet nooit zal overgaan, altijd bij me zal blijven. Het leven zal nooit meer een tien krijgen, dat gaat niet meer lukken, terwijl ik voordat Julia overleed sommige dagen echt een tien gaf. Vroeger vond ik het vervelend om ouder te worden. Maar door Julia’s overlijden is elke dag die ik nu leef niet een dag waarop ik weer ouder ben geworden, maar een dag dichter bij Julia. Ik geloof oprecht dat ik haar weer fysiek ga ontmoeten, haar weer een hug kan geven. Ik ben gelovig en voor iemand die niet gelooft klinkt dat misschien een beetje warrig, maar ik geloof echt dat we elkaar gaan zien. Wat zullen we elkaar veel te vertellen hebben. Daardoor ben ik niet in paniek geraakt, onder een deken gekropen. En heb ik nooit gedacht: deze wereld kan me gestolen worden. Mijn geloof haalt letterlijk de spanning eraf.

Tweeënhalve week na haar overlijden ben ik weer naar mijn werk gegaan. Erg snel achteraf, maar ik had er ook behoefte aan. Werken leidt af en ik doe dit werk heel graag. Ik ben niet meteen aan de slag gegaan, maar heb eerst met veel mensen gepraat. Ik heb gezegd: ik zou het fijn vinden als jullie me niet eng vinden. Dat jullie niet wegvluchten als jullie me zien en denken: daar heb je die vader van dat overleden kind. Zo ben ik ook met de Kamerleden gaan praten. Als ik hier ben, wil ik dat jullie me zien als de staatssecretaris van VWS, zei ik. In de recente politieke geschiedenis is het niet eerder gebeurd dat een bewindspersoon een kind verliest en ik vond het belangrijk om te benoemen wat ik prettig vind. Dat ik liever niet wil dat mensen voor me gaan staan en zeggen: “Hoe gáát het nu met je?”, met de nadruk op “gáát”, daar kan ik niet tegen. Ik heb liever dat mensen me een klap op de schouder geven. Het werken gaat goed, maar na een paar maanden heb ik wel besloten om de woensdag thuis te blijven om mijn verdriet te kunnen kanaliseren. Het verliezen van een kind is een groot energielek en je kunt niet altijd maar doorsjouwen. Op de woensdag maak ik nu geen afspraken en ga ik altijd naar het graf van Julia. Ik draai muziek en zoek haar bewust op. Op mijn werk wil ik mijn verdriet niet laten zien, en op deze manier lukt me dat.’

Vasthouden

‘Rouw is een eenzaam proces, dat is iets wat ik me al in het begin realiseerde en in ons gezin hebben we meteen gezegd: iedereen mag het op zijn eigen manier beleven. De kamer van Julia is nog intact. De handdoek die ze had gebruikt na het douchen voordat ze in het ziekenhuis terechtkwam ligt nog op de vloer, en het ruikt er naar Julia. Mijn vrouw komt elke dag nog wel in haar kamer, terwijl ik daar weer minder behoefte aan heb. Ik koester de herinneringen aan onze gezamenlijke vakanties, maar ook de huis-, tuin- en keukendingen. Haar ophalen van haar stageplek, samen keuvelen in de auto. Haar appjes, een aaneenschakeling van hartjes en kusjes. Ik had nog zo veel met haar willen bespreken, maar er was in ieder geval niets wat we nog moesten uitspreken. Het is fijn om als gezin bij elkaar te zijn, Julia is er dan altijd bij. Op haar verjaardag brengen we rozen naar haar graf, dit jaar 21. En op haar sterfdag maken haar zussen zelf een kolossaal bloemstuk. Rond haar graf hebben we dingen voor vogels opgehangen zodat er altijd leven in de brouwerij is. We praten nog vaak en graag over Julia, houden haar er echt bij.

Ondanks het verdriet kan ik toch nog oprecht heel erg genieten van dingen; ik houd bijvoorbeeld erg van vogels. Dat is ook waarom ik mijn verhaal wil delen; om te laten zien dat je verder moet, maar ook mag, en nog iets moois van het leven kunt proberen te maken. Het leven zal geen tien meer worden, maar misschien wel een zeven of een acht. Ik hoop dat mensen die hetzelfde afschuwelijke verdriet meemaken elkaar vasthouden en elkaar een bemoedigende schouderklop geven.’

Dit interview is afkomstig uit de WENDY Lente Special 2021.