Het verlies van haar tweeling was voor Sabrina een enorm traumatische ervaring. Opmerkingen als ‘ach, dan maak je er toch nog een’, raakten haar diep. Toch maakte haar dochter Sophia het verlies draaglijk. ‘Ze wist woorden te geven aan de worsteling.’
‘O, wat is hij mooi, zei ik met tranen in mijn ogen toen onze overleden baby Julian in mijn armen werd gelegd. Ik streelde zijn gezichtje en rook aan zijn huidje. Dit moment zou ik nooit meer over kunnen doen, wist ik. Het leek alsof de tijd stilstond, daar in de steriele kamer van het ziekenhuis. Het was enorm pijnlijk, want we wisten al dat hij niet levend ter wereld zou komen. Toch genoot ik ontzettend van het contact met mijn zoon. We legden hem in een waterbak en thuis in het mooiste mandje dat we konden vinden. Mijn lichaam verkrampte. Wat gaat Sophia zeggen als ze haar dode broertje ziet? Maar haar reactie was, in tegenstelling tot wat ik had gedacht, enorm ontwapenend. “O mama, wat is hij toch mooi.” Het voelde alsof er een loodzware rugzak van mij afviel.’
Eén of twee?
‘We waren al een tijdje bezig om zwanger te worden. Sophia was op dat moment … en een broertje of zusje voor haar was onze grootste wens. Helaas ging dit moeizaam; we kregen een miskraam. Alhoewel het soms lastig was om door te zetten, wisten we dat we er alles aan wilden doen om deze wens in vervulling te laten gaan. En toen was daar die bijzondere dag: het was ons gelukt. “Misschien is het wel een tweeling”, zeiden onze vrienden toen we hen het goede nieuws vertelden. In mijn achterhoofd bleef deze gedachte ronddwalen: wat nou als het echt zo is? Bij de verloskundige werd het vermoeden bevestigd. “Zie jij wat ik zie?”, vroeg de verpleegkundige tijdens de echo. Ik bleek zwanger van een tweeling. Meteen schoot er van alles door mijn hoofd. Sander stond naast me en werd lijkbleek. In de auto keken we elkaar aan, dit gaat goedkomen.
Het weekend daarop kreeg ik intense steken in mijn buik. Doordat ik al een miskraam had gehad, deed dit signaal de alarmbellen rinkelen. Het bleek niks te zijn, gelukkig. Na een tijdje in rustig vaarwater te hebben gezeten, en er geen complicaties waren, besloten we het goede nieuws aan Sophia te vertellen. Ze was meteen dolgelukkig. Het voelde zo goed om ons gezinnetje straks compleet te hebben. In mijn hoofd fantaseerde ik al over de mooie momenten die we zouden beleven samen: verjaardagen vieren, knuffelen en uitstapjes maken. Ik was er helemaal klaar voor.’
Droom in duigen
'Een verschrikkelijke nachtmerrie begon. Tijdens de echo zette de verpleegkundige de echokop op mijn buik. Eén van de twee kindjes bewoog niet. Ik raakte in shock. De mooie momenten die ik mezelf al voorgespiegeld had, vormden zich tot een inktzwart gat. “Dit gebeurt wel vaker, hoor”, vertelde de verpleegkundige. Zo makkelijk dacht ik er zelf niet over. Sophia ook niet, zo bleek. “Als het andere kindje ook doodgaat, dan ga ik schreeuwen”, zei ze. Als bijna automatisch en in een roes, besloot ik de uitvaartverzekering alvast te bellen. Ik kreeg een verbaasde vrouw aan de lijn. Eigenlijk wist ik, diep van binnen, dat er iets niet goed zat. Ook niet met het tweede kindje.
Bij de echo in week 13 werd dit vermoeden bevestigd. Een rollercoaster speelde zich af. We kwamen erachter dat het kindje, Julian, down had. “Ik zou wel weten wat ik dan zou doen”, kreeg ik van mijn omgeving terug. Opmerkingen als ‘ach, dan maak je er toch nog een’, raakten me op het bot. Soms is het niet nodig om op zulke momenten überhaupt iets te zeggen, ook al bedoel je iets goed. Een simpele arm op iemands schouder kan al genoeg zijn. Hoe kun je zoiets zeggen, dacht ik. We wilden alles uitgezocht hebben. Wat hield het in om een kindje met down te verwelkomen? Hoe zou onze toekomst eruit gaan zien? Ondanks al deze vraagstukken hield ik nog evenveel van Julian. Wat er verder nog met Julian aan de hand was, was maar de vraag. Totdat hij geboren is zouden we dit niet weten. We zochten houvast, maar dit was nergens in te vinden. Elke echo na dit moment verliep goed. Toch was ik eigenlijk al afscheid aan het nemen. Sander doorliep dit proces anders dan ik. Waar ik alle scenario’s al aan het uitdenken was, ging hij van honk naar honk. Hierdoor had hij overzicht, terwijl ik door de bomen het bos niet meer zag.’
Kritieke situatie
‘Bij de echo in week 20 ontdekten we dat Julian een hartafwijking, AVSD, had; er zaten gaatjes in een hartklep en in de hartkamers. Dit zouden ze binnen de eerste drie maanden van zijn leven kunnen opereren. Ik visualiseerde deze openhartoperatie op ons pasgeboren baby’tje Julian, dit voelde niet goed. Desondanks probeerden we ook op dit zware moment goede hoop te houden. Totdat de flowmeting begon.
De gynaecoloog bleef stil. De verandering in haar gezicht, vergeet ik nooit meer. “Hij gaat 24 weken niet halen”, vertelde ze gespannen. Vervolgens werden ons verschillende keuzes voorgehouden. Optie 1: hem zo lang mogelijk in mijn buik houden, en bij 500 gram halen. Ze zouden er dan alles aan doen om hem in leven te houden. Er was kans op ontstekingen en hersenbloedingen. De kans op overleven was in die zin nihil. Optie 2: het zijn gang laten gaan, met alle gevolgen van dien. Optie 3: nu stoppen.
Voor mij was duidelijk dat hij hoe dan ook zou overlijden. Met deze boodschap gingen we het ziekenhuis uit. We moesten er rekening mee houden dat het hartje op een dag niet meer zou kunnen kloppen, maar tijdens de volgende echo klopte het hartje nog steeds. “Waar wacht je op”, vroeg de verloskundige bij de volgende echo. Ik vond dit een lastige vraag.’
De pijnlijke keuze
‘De keuze maken was moeilijk. Ik was namelijk bang dat ik op een dag spijt zou kunnen krijgen. Dit wilde ik voorkomen. Sander vond het net zo lastig. Uiteindelijk hebben we toch een uitvaart geregeld. Waar we bang voor waren, gebeurde. Alle energie bleek naar Julians hersenen te gaan. We zagen geen streepjes meer. Dan stopt het nu, zei ik. We besloten na het weekend, op 4 mei, de zwangerschap af te breken. Gelukkig mocht dit wel op mijn manier en kreeg ik een bad bevalling.
Sommige mensen vonden het lastig om langs te komen en Julian te bekijken, maar Sophia maakte het geheel veel minder zwaar. “Kunnen zijn ogen ook open”, vroeg ze toen ze hem zag. Nee, dat kan niet Sophia, zei ik. “Dit is dan wat dood is”, legden we uit. Vol trots liet ze de mensen die langskwamen haar broertje zien: “Kijk dit is mijn broertje Julian, maar hij is wel dood.” Ik was zo trots op hoe goed Sophia hiermee omging.'
Het afscheid
‘In de dagen voor de uitvaart, spendeerden we veel tijd met Julian. Deze vier dagen duurden eigenlijk te kort. Het meest genoot ik van de ochtenden waarop ik beneden, met Julian in mijn armen, op de kraamzorgster wachtte. Ik had deze momenten graag nog honderden keren overgedaan. De dag van de uitvaart, 5 mei, is Julians feestdag geworden. Het andere kindje, de tweeling van Julian, gaven we dankzij Sophia de naam ‘Liefje’, waar we ook stil bij staan op 5 mei. Ik ben zo blij dat Sophia woorden aan de worsteling heeft gegeven.
Het verlangen om nogmaals moeder te worden werd, ondanks het verlies, groter. Uiteindelijk is dit met de komst van Elias, die momenteel 1,5 is, toch gelukt. Samen met hem, Sophia en Sander voelt ons gezin van zes compleet. We weten dat het nooit meer een tien zal worden, maar we gaan voor die goede acht.’