Frank Boeijen

Frank Boeijen: ‘Ik wil nog zo veel schrijven, ik voel dat ik de hele dag van alles inspiratie krijg'

Frank Boeijen werd onlangs 65, maar de jaren krijgen maar moeilijk vat op hem. De zanger houdt altijd zijn wensen en zijn verwondering: ‘Hebben we ooit zo’n tijd als deze meegemaakt?’

In de auto zit een tijdloze man. Zwarte hoed, zwarte jas over een zwart, ribfluwelen colbert. Als hij uitstapt de herkenning. ‘Mooi op tijd, jonguh!’ Duizend liedjes dwarrelen door Nijmegen. Zwart Wit, Kronenburg Park, De Verzoening, Zeg me dat het niet zo is, Vaderland. Zijn gloednieuwe album heet Subliem Gebaar, waar de poëzie, de piano en hier en daar wat ouderwetse rock-’n-roll elkaar raken. Frank Boeijen, forever young.

Hij vertelt over Maastricht waar hij onlangs zong voor een volle zaal, hij toert immers nog altijd enthousiast door het land. Maar ook vertelt hij over het afscheid van de Belgische journalist Hugo Camps, zijn goede vriend die met hem zijn biografie was begonnen te schrijven, maar plotseling ziek werd en overleed. In een jaar waarin ook al wapenbroeders als Henny Vrienten en Jan Rot en menig ander hem ontvielen. De dood doet steeds meer mee. Dat raakt hem. ‘Maar ik ga door tot aan het eind. Ik zal schrijven en zingen over de dingen die voor mij echt belangrijk zijn.’

Je schreef ooit: het was een onbekende weg die ik heb afgelegd naar het licht op zoek naar het donker. De Verzoening. Jij zegt: ook de verzoening met het lot, met de dood. Is dat een beetje het leven, dat we ons steeds meer moeten verzoenen?

Het antwoord zal later komen. Frank Boeijen wenkt me naar de tuin. Daar kan hij zijn shaggie draaien, zijn alcoholvrije biertje drinken en wat olijfjes en nootjes oppeuzelen. Dan en daar stromen de woorden net wat gemakkelijker.

‘Kijk,’ zegt de zanger, ‘ik luisterde als jongen veel naar Frank Sinatra. Ik wilde altijd al graag een My Way-achtig nummer zingen en dat werd De Verzoening, een tekst waar ik heel lang mee bezig ben geweest. Het stond voor de ontwikkeling van die tijd. We waren met de Frank Boeijen Groep in een punktijd begonnen, een beetje de sfeer van The Cure, somber, doem-muziek, geen succes. Ik kreeg de regie maar niet in handen, totdat Zwart Wit in januari 1984 een grote hit werd. Dat vond ik zelf een mooie tekst, een heel toegankelijk nummer over een heel moeilijk onderwerp: racisme en discriminatie. Dat was de eerste keer dat ik voldoening haalde uit een nummer. Daarna kwam Kronenburg Park en gingen we ineens in sneltreinvaart naar het hoogtepunt van onze roem. We stonden letterlijk vol in het licht van al die circustenten. En toen wilde ik alles veranderen. Naar het donker van de schouwburgen en theaters, waar het in zo’n zaal doodstil was.’

Je wilde meer intimiteit?

‘Ja, ook. De Verzoening was zo’n hit dat we maar liefst achttien tv-optredens moesten doen. Kun je nagaan. Dat benauwde me. Ik wilde ontsnappen en heb toen voor de tweede keer een grote verandering doorgevoerd.’

Waaraan wilde je precies ontsnappen?

‘Aan een veel te groot en log bedrijf. Dat waren we geworden. We waren vrienden, we hadden veel samen meegemaakt, maar ik koos voor mezelf. Ik was in aanraking gekomen met mensen die me ook enorm inspireerden: Robert-Jan Stips, Henk Hofstede, Harry Sacksioni, Henny Vrienten. Inventieve, geniale, virtuoze mannen. Van hen kon ik leren. Ik ben met ze de studio ingedoken en zo is Wilde Bloemen ontstaan. Mijn eerste soloalbum, maar wel met veel verschillende mensen samen.’

Culturen

Hij praat over zijn loopbaan als een reis door de decennia. Jaren zeventig: pionieren. Jaren tachtig: de roem. Jaren negentig: ‘Het overlijden van mijn ouders en mijn reizen naar het Verre Oosten. Mijn geliefde en ik hadden een reis van een jaar gepland, die hebben we eerst afgezegd omdat mijn vader slecht lag, maar toen we uiteindelijk gingen konden we halsoverkop terug omdat mijn moeder heel ziek werd en dood zou gaan. Mijn broers zeiden: “Mam, hij is er weer.” Waarna ze dus gewoon nog een tijdje bleef leven.’

Jouw teksten zijn doordrenkt van interesse in andere culturen, een enorme zucht naar wat je letterlijk zingt: waar kom jij vandaan?

‘Dat heeft met mijn jeugd te maken. Ik kom uit een volksbuurt in Nijmegen en daar woonden veel Indische mensen, maar ook Hongaren, Italianen, een enkel Surinaams gezin. Ik was nog jong en wist niet beter dan dat de wereld multicultureel in elkaar zat. Kinderen zien geen afkomst, die zien alleen maar vriendjes met wie ze willen spelen. Later kroop ik steeds meer in de rol van observator. In 1977 – ik was twintig en vormde net een duo met Wout Pennings – zag ik op de drukke Oranjesingel een buitenlandse man staan op de spoorbrug. Ik was gefascineerd: wat ging die man doen, wilde hij springen of wat was hij van plan? De gedachten die ik kreeg heb ik op papier gezet: Waar kom jij vandaan, het is alsof er niemand is die met jou praat…’

Tot 2010 maakte hij veel van dit soort fijngevoelige werk, vaak bekroond en bejubeld, soms een beetje ondergewaardeerd. Het wonderschone album As en het tijdelijke project Aardige Jongens met Henny Vrienten en Henk Hofstede stonden hem goed, maar plots kwam de klad erin. ‘De jaren 10 waren een heel moeilijke tijd. Ik vond het lastig een vijftiger te zijn in een wereld waarin steeds van alles aan de hand was. Mijn vrouw en ik hebben geen kinderen, dat speelde misschien ook een rol. Als je dan de vijftig passeert is de vraag: wat nu? Pas in 2018, met het verschijnen van Palermo, had ik iets van: ja, het klopt weer. Dat album vond ik heel goed gelukt.’

Wist je als vijftiger niet wat er allemaal nog te wensen was?

‘Nou, ik ben gevoelig voor de tijd. Corona vond ik ook een ramp. Omdat dat voor iedereen zo erg was. Maar ik heb me er niet bij neergelegd. Rondom alle lockdowns ben ik blijven spelen, ook al was het soms maar voor dertig man in een tuin. Ik vond die voorstellingen voor kleine gezelschappen fijn om te doen. Tafeltje, drankje, alles werd gebracht, want niemand mocht lopen, het had allemaal wel wat. Maar als alles weer volledig op slot moest, miste ik het contact, het spelen. Ik heb heel wat rondgereden in de auto, op weg naar nergens. Die deken over het land, die hele sfeer. Ik denk dat de mensen er nog steeds van moeten herstellen. Aan de andere kant: alles wat zo gewoon was, werd weer bijzonder.’

Haast

Toen Henny Vrienten overleed en meerdere mensen van net boven de zeventig hem ontvielen, realiseerde hij zich: ik ben één van hen, maar nog van een net iets jongere generatie.

Wat doet dat met je? Ben je al 65 of nog een jonge vent van 65?

‘Ik krijg nu wel een beetje haast. Steeds meer wil ik me helemaal wijden aan mijn teksten en muziek. En dat kan. Sinds 21 jaar heb ik Bionda naast me, de vrouw die al het andere voor mij regelt. Zij is goud waard.’

Waarin zit de haast precies?

‘Ik wil nog zo veel schrijven, ik voel dat ik de hele dag van alles inspiratie krijg. Dat sla ik op in mijn telefoon, talloze aantekeningen van gevoelens en observaties. Hoogst opmerkelijk, ik zie kleuren van bomen of een huis waar ik al honderd keer langs ben gereden, waarvan ik denk: hoe kan het dat ik dit nooit eerder zag? Hoe ouder ik word, hoe beter ik kijk. Ik groei in mijn rol als observator en zie zo veel dingen ineens echt. Bijzonder, vind je niet?’

Herkenbaar ook. Maar wat doe je er dan verder mee?

‘Ja, dat is dus waar de haast vandaan komt, dat wil ik allemaal in mooie teksten vervatten. En dat moet taalkundig leuk in elkaar steken. “Onderweg spuwden stuurlui aan wal hun gal”, dat vind ik een heel gelukte zin. Maar die komt niet zomaar.’

Ontwikkel je jezelf daar nog in, word je steeds beter?

‘Ik kies steeds meer voor eenvoud. Woorden met liefst één lettergreep. Hoe eenvoudiger, hoe krachtiger de taal. Ik heb gesproken bij het afscheid van Hugo, dan schrijf ik iets en probeer dat zo klein mogelijk te houden, omdat dat het diepste raakt.’

We komen wel veel uit bij afscheid, hè.

‘Het is onvermijdelijk. Verdriet, liefde, geluk, dood, dat zijn de dingen van de mens. Dat is altijd zo geweest, dat is tijdloos. De tijd speelt geen rol, je weet nooit hoeveel tijd je hebt. Als je oversteekt en de vrachtwagen niet ziet, is je tijd al op. Mensen zeggen vaak: “Als God mij wil halen…” Maar ik vervang God weleens door Lot en het lot kun je niet veranderen. En dat bedoel ik met mijn haast, ik wil nog wel graag over zaken zingen die voor mij echt belangrijk zijn. De dood is daarbij wel een thema. Dat blijft het mysterie. En heb ik er angst voor? Ik las al jong het boek van Simone de Beauvoir Alle mensen zijn sterfelijk. Dat gaat over een man die onsterfelijk is. Een absolute ramp. Hij is al voorbij de 300 jaar en iedereen om hem is hij verloren. Dus ja…’

Wensen

Je zong in het nummer 1.000.000 sterren: als er een valt, zijn er 1.000.000 wensen, wat zou ik willen wensen… Wat is het nu?

‘Meer verdraagzaamheid. Dat we begripvoller zijn naar elkaar. We moeten het samen doen, jongens. Ik geloof er nog steeds in dat de mens in principe goed is en slechter wordt gemaakt door de omstandigheden. Maar soms verlang ik terug naar de sociaaldemocratie. Polarisatie, populisme, daar heb ik weinig mee. Het denken in complotten en samenzweringen, kom op, dat is terug naar vóór de middeleeuwen. Daarna kwam de verlichting. Gaan we nu dan het denken op wetenschappelijke basis weer loslaten?’

Je gaat nog altijd voor De Verzoening?

‘Dat zal tot mijn dood aan me kleven. De verzoening met het lot en tot aan de dood toe. Als je die kunst verstaat, leef je een stuk gemakkelijker. En dan hangt het er wel van af of je kinderen hebt. Mijn ouders zeiden: wij zijn helemaal niet bang voor de dood, maar hoe moet het verder met die kinderen van ons?’

Die schrijven en zingen door. Over dingen die belangrijk zijn. Buiten de dood, wat is dat?

‘Ik loop veel door Nijmegen, een stad vol historie en verhalen. Daar was een brand, daar was een krakersopstand, daar het front van de Tweede Wereldoorlog. En daar is de HEMA, daar ging mijn moeder altijd heen. Al die herinneringen en observaties moeten in mijn liedjes een plek vinden, dan ga ik met mijn pianist zitten en kijken we wat mooi is.’

Dat is de muze die je steeds weer roept?

‘Dat. En de verwondering. Soms voel ik me een man out of time, digibeet in een digitale wereld. We leven in een merkwaardige tijd, waarin populisme terrein wint, China in opkomst is, Rusland in opstand komt, de overheersing van het westen niet meer voor lief wordt genomen, alles wankelt en kantelt. Hebben we ooit zo’n tijd meegemaakt? Ook daar wil en moet ik het over hebben.’

Je bent nog lang niet klaar?

‘Ik ga door. Tot het einde.’

Winterspecial

Dit interview verscheen eerder in de winterspecial van Wendy met het thema ‘De kracht van wensen’. De special is online te koop en staat vol mooie verhalen over het waarmaken van dromen.

Fotografie: Károly Effenberger