fbpx

Viggo Waas kreeg een infarct: ‘Ik moet blijven leven voor mijn kinderen’

Acteur Viggo Waas kreeg in 2021 een herseninfarct. Samen met zijn vriend Peter Heerschop, schreef hij het boek Infarct over vriendschap, leven en herstel. Vandaag komt het uit en daarom delen we een stuk uit het boek.

Alarm

Peter

Het is nog steeds maandag, drie uur ’s middags. Ik moet om halfvijf op de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (alo) zijn om les te geven. In mijn hoofd neurie ik de melodie die hoort bij het dansje van Laurel en Hardy waarmee Vig en ik de voorstelling gaan beginnen. Lekker muziekje, herkenbaar dansje. Het begin is altijd belangrijk.

Ik kijk op mijn telefoon. Een voor mij onbekend nummer heeft drie keer gebeld. Belt nu voor een vierde keer. Dat zal dus voor die persoon wel erg belangrijk zijn. Ik neem dan toch maar op. Het is Sander Lantinga van Radio 538.
‘Hé Sander.’
‘Ja, Peter, sorry dat ik jou bel. Even heel snel… Ik ben gebeld door Cally. Ken jij niet, maar ik wel. Cally is de personal trainer van Viggo. En van mij. Viggo is in elkaar gezakt tijdens de training. Ik weet niet precies wat er is, maar het ziet er geloof ik slecht uit. Cally weet niet wie hij kan bellen, maar hij kent mij. En hij dacht, Sander zit bij 538 en Peter zit daar ook en dat is de vriend van Viggo en Sander heeft zijn nummer… Maar… eh… heb jij het nummer van de vrouw van Viggo of van… Ja, ik weet het ook niet, maar hij wil dus iemand bellen en jij hebt vast alle belangrijke nummers… Ja sorry, Peter. Het is heel raar. En ik ben ook…’
Ik reageer snel. ‘Sander, geef mij het nummer van Cally. Die ga ik bellen. Ik heb alle andere nummers. Ik ga het regelen. En dank je wel. Ik hou je op de hoogte. En eh… mooie uitzending straks.’
Sander: ‘Dat gaat nu echt niet meer lukken.’

Ik bel Cally, die ik inderdaad niet ken. Als hij opneemt, zeg ik: ‘Met Peter.’
Hij begint meteen met: ‘We waren net begonnen met de training, met de warming-up. Hij zei dat hij een beetje duizelig was. Ik
dacht: misschien te weinig gegeten, of een beetje gestrest. Gewoon van de hele situatie de laatste tijd. Corona, de voorstelling, zijn persoonlijke twijfels… Je weet wel. Hij wilde gaan zitten, maar dat ging al heel onhandig. Ik ben naast hem gaan zitten en ik zei dat hij rustig met mij moest ademen. En toen viel hij om en begon te schokken. Ongeveer tien keer. Het leek op een kleine epileptische aanval. Of ik denk dat die er zo uit kan zien. Maar toen stopte hij met schokken en begon te snurken. Hij was buiten bewustzijn, maar ik riep: “Hou vol Viggo, hou vol!” En we hebben meteen 112 gebeld met de mensen hier… Gelukkig zijn we heel dicht bij de garages van de ambulances van de vu. Die waren er echt binnen twee minuten. Hij gaat nu naar de vu. Wil jij zijn vriendin bellen?’

Ik weet niet waarom, maar ik zeg dat zijn vriendin Marisa heet en dat ik haar nummer stuur en dat hij dat aan iemand bij het VUmc kan geven en dat het ziekenhuis haar moet bellen. Die weten beter wat er aan de hand is. Dan kunnen zij dat haar uitleggen. En dan bel ik haar wel over tien minuten.
Waarom zeg ik dat? Ik weet het niet. Ik weet heel even niks.
Ik hoor Cally zeggen: ‘Doe ik. Doe ik. Stuur me het nummer, ik bel de vu. Dan kunnen zij bellen.’ Hij hangt op en dan is het stil.
Ik probeer mijn gedachten te ordenen.
Ik moet Marisa bellen.
Hoeft niet. Marisa belt mij. Ze begint meteen te huilen. ‘Het is heel erg. Viggo heeft een herseninfarct gehad, ik ga nu naar de vu.’
‘Zal ik daar ook heen komen?’ vraag ik.
‘Ja, heel graag.’

Ben ik dood?

Viggo

Misschien is het niet erg om dood te zijn. Ik denk dat ik al genoeg gedaan heb. Missie van het leven is geslaagd. Nu rust. Maar ik leef nog wel. Wat is er toch met mij? Er is iets ergs, dat voel ik wel. Maar hoe erg? En wat is het?

Ik kan dus nog wel denken. Maar er is iets mis met mijn hersenen. Of niet? Waarom kan ik dan nog wel denken? Ik hoor de ambulance dichtbij nu. Cally zegt dat ik rustig door moet ademen, dat hoor ik ook. Ik hoor een remmende ambulance en stemmen. Iemand knipt mijn kleding stuk. En ze trekken mijn schoenen uit. Ik geloof dat er iets aan me gevraagd wordt, maar ik hoor niet precies wat en ik kan niet praten.

Wat is er? Ga ik dood? Niet erg, denk ik weer heel even. Maar erna is het juist wel erg. Het is heel erg. Mijn twee kinderen en -M kan ik zo niet achterlaten, denk ik. Die rekenen op me. Toch? Ik moet blijven leven. Ik kan nu niet zomaar doodgaan. Of nou ja, ik kan dat wel. Als ik me nu overgeef, dan kan ik het wel. Dat voel ik. Ik kan nu dus zelf beslissen om dood te gaan of nog te blijven leven. Dat moment bestaat dus. Ongelooflijk.

Ik beslis. Ik ga in de spaarstand. Knieën omhoog en ik ga in de foetushouding liggen. Als een klein kind. Ja, dat is belangrijk. Ik moet blijven leven voor mijn kinderen, voor -M-. We hebben dingen goed te maken. Nog veel mee te maken. En mijn vrienden. We hebben nog een plan. Een voorstelling… Dan valt alles weg. Helemaal weg. Ik weet niet voor hoe lang.

Sleutels

Peter

Sleutels. Waar zijn die autosleutels? Ik zoek overal. Ik vind ze. Ik had ze de hele tijd al in mijn hand. De vu. Ik moet naar de vu. Ik moet andere mensen bellen. Nee, ik ga meteen naar de vu. Marisa belt. Ze huilt nu hartverscheurend. ‘Het is heel slecht met Viggo. Het is een infarct bij de hersenstam. Het is heel slecht. Hij ligt nu weer in de ambulance. Wordt zo naar het amc gebracht.’
‘Oké, ik kom naar het amc.’
‘Het is echt heel slecht. De neuroloog zegt dat we rekening moeten houden met het ergste.’
De neuroloog zegt dat we rekening moeten houden met het ergste.
Die zin… Ik ben in een andere wereld. Waar zijn mijn autosleutels?! O ja, in mijn hand. Ik moet nu gaan.

De neuroloog zegt dat we rekening moeten houden met het ergste. Er gebeurt zoveel in mijn hoofd. In mijn hart. Overal. Zoveel dat er ineens een rare rust terugkomt. Een vorm van actieve verdoving. Ik bel in een soort van reflex mijn vrouw, Linda. ‘Viggo heeft een herseninfarct gehad, het is heel slecht. Ik ga nu naar Marisa in het amc.’
Linda: ‘Ooo, wat erg. Hoe kan dat nou, hoe gaat het? Wat zeggen
ze? Ooo, wat erg. Zal ik er ook heen komen?’
‘Nog niet,’ zeg ik verdoofd.
‘Hou me op de hoogte. Dus app me… bel me. O, wat erg.’
‘Dat doe ik, en blijf jij nu maar rustig, lief.’

Ik stap in de auto naar het amc. Niet te hard rijden nu, zeg ik tegen mezelf. Terwijl ik dat natuurlijk eigenlijk wel moet doen. Bij het amc rijd ik verkeerd. Terwijl ik er vaak genoeg ben geweest. Ik rijd een doodlopend stuk op. Er is iets afgesloten. Er staat
een bord. Ik moet naar P2. Hoe kom ik daar? Ik rijd zomaar een parkeerplaats op. Waar ben ik nu? Ik zie het: ik ben al op P2.
Nu rennen. Naar binnen. Ik word tegengehouden door een beveiliger. O ja, je mag tegenwoordig niet zomaar naar binnen. Coronaprotocol. Ik zeg iets in paniek als: ‘Mijn vriend is net binnengebracht met hersenletsel, ik moet naar hem toe.’
De beveiliger geeft me van schrik meteen een polsbandje en zegt: ‘Sterkte, sterkte met je vriend, loop maar snel door… Sterkte.’
Het is een totaal onwerkelijke situatie, in een door corona vrijwel bezoekersvrij amc. Ik weet niet waar ik heen moet. Ik bel Marisa. Zij zit op de eerste verdieping, tussen G en C. Daar is een gang naar de ic en daar is een bankje.
Ik loop en ren door gangen, maar ik vind het bedoelde bankje niet.
Het is boven het plein met de winkels, appt ze.
Maar ik stá boven het plein met de winkels.
Nee, het andere plein.
Aha, er is dus nog een plein. Daarboven staat ze. Gevonden. Ze is rustiger. Of verdoofd van schrik? Dat zijn we allebei, lijkt het. We worden naar de wachtkamer van de ic gebracht. Het is een kamer van niks. Ziet eruit als niks. Er is ook niks. Je kunt er ook niks. Alleen wachten. Dus wel een goeie naam. Wachtkamer. Ook Marco, de broer van Viggo, komt eraan. Ogenschijnlijk kalm. Maar dat is hij natuurlijk ook niet. Cally, de trainer, komt eraan gerend. Hij begint meteen weer te vertellen wat er is gebeurd, met om de paar zinnen: ‘Ze waren er echt heel snel bij.’ Aan die zin probeer ik me vast te houden. Ze waren er echt heel snel bij.

Ik app mijn dochter, zesdejaars geneeskunde. Misschien is ze vandaag wel in het amc. Zij weet dingen. Zij kan informatie geven.
Maar ze is er niet. Misschien is Eef er wel, haar vriend. Hij is anesthesioloog hier in het amc. Hij kan zéker dingen vertellen. Hij is er wel en hij appt dat hij naar me toe komt. Gelukkig. Ik leg hem op de gang bij de wachtkamer uit dat het gaat om een infarct bij de hersenstam. Hij is arts. En kan ook kijken als een arts, als het moet. Neutraal. Maar dat lukt hem nu niet. Ik zie meteen de zorg in zijn ogen. Ik lees daar: dat ziet er slecht uit. Toch stelt hij me gerust door te praten als een arts. ‘Ik kan er niet veel van zeggen, maar ik kan wel beloven dat er heel goeie mensen met hem bezig zijn.’ Al weet hij waarschijnlijk niet eens precies wie. Dus ik herhaal voor mezelf: ze waren er heel snel bij, en: er zijn heel goeie mensen met hem bezig.

‘Infarct’ is uitgegeven bij Lev. en voor 22,99 te koop via deze link.

Foto: Jantje Geldof



WENDY Zomer special

Zomer op een eiland!


Een special vol eilandliefde en eilandinspiratie.


 

LAAT JE INSPIREREN DOOR ONZE WEKELIJKSE NIEUWSBRIEF