fbpx

Reina is eigenaar van The Knitwit Stable: ‘Als een trui 39 euro kost, is iets of iemand daar de dupe van’

Het is vandaag – 5 juni – Wereldmilieudag, een mooi moment om Reina Ovinge (57) aan haar wollen mouw te trekken om te vertellen over haar bijzondere bedrijf: The Knitwit Stable. Reina werkte jarenlang in de mode-industrie die ze steeds sneller en onredelijker zag worden. Haar tegenreactie: een eigen boerderij mét breistudio.

Op de webshop van The Knitwit Stable koop je de mooiste wollen kleding en accessoires, vervaardigd van niets anders dan Nederlandse wol. Daar hangt een prijskaartje aan, maar dan heb je wel een kledingstuk voor de rest van je leven én een duurzame aankoop.

Reina, een eigen boerderij met breistudio in het prachtige Baambrugge. Dat klinkt geweldig, idyllisch, en een beetje terug in de tijd. Is dat ook zo?

“Nou, eigenlijk niet. Veel mensen denken dat kleding tegenwoordig, hop, rechtstreeks van de machine afrolt, maar dat is niet het geval. Voordat een T-shirt of trui in een winkel in Nederland komt te hangen, zijn er zeker een stuk of zestig, zeventig handen uit bijvoorbeeld Bangladesh of Ethiopië mee bezig geweest. Alleen weten heel veel mensen dat niet. Wat we bij The Knitwit Stable doen, is niet heel anders, maar dan zonder dat mens, dier, en milieu schade wordt toegebracht.”

Hoe is het idee van The Knitwit Stable ontstaan?

“Na mijn studie heb ik jarenlang bij V&D als inkoopster op de knitwear-afdeling gewerkt. Heel leuk werk, waarin ik uiteindelijk voor mezelf ben begonnen. Ineens zag ik met eigen ogen hoe fast fashion terrein won, met alle gevolgen van dien. Slechte omstandigheden in fabrieken, marges die steeds lager werden – op een gegeven moment wist ik: ik wil iets opstarten vanuit een ander perspectief. Dat een trui voor 39 euro te koop is, kan gewoon niet zonder dat er iets of iemand de dupe van wordt.”

Dat was het moment dat The Knitwit Stable het licht zag?

“Nog niet helemaal. Het begon eigenlijk allemaal bij twee angorageiten die ik in 2011 voor mijn verjaardag kreeg van mijn toenmalige man. Ik dacht: leuk, daar ga ik wat mee doen. Ik had dertig jaar in de fashion gezeten, maar omdat de mode-industrie totaal niet transparant is, wist ik eigenlijk helemaal niks van de echte bron – het dier – af. Ik ben daar toen helemaal ingedoken en heb in die periode een documentaire gemaakt waarin ik laat zien hoe een kledingstuk gemaakt wordt, van de start – de geit – tot het eindproduct: een trui. Wist je bijvoorbeeld dat de mouwen van een trui altijd handmatig aan de romp vastgezet moeten worden?”

Nee, dat wist ik niet.

“Dat weten heel veel mensen niet, daarom vind ik het zo belangrijk om het hele proces te laten zien. Je kunt bij ons ook masterclasses, lezingen en workshops volgen. Dat past perfect bij onze missie om consumenten bewuster te laten worden van het hele proces dat er achter een kledingstuk zit. Dat was nog niet eens zo simpel, trouwens. De maakindustrie in Nederland is echt compleet verdwenen, er is geen enkele kennis meer. Om die kennis op te doen, moest ik naar landen als Portugal en Italië.”

Nog even terug naar de twee geiten. Hoe ging het daarna verder?

“In 2013 was de kudde helemaal uitgegroeid, en had ik inmiddels ook merinoschapen. Toen ben ik aan de slag gegaan om daadwerkelijk wat van de wol te maken. Wat daarbij nog interessant is om te vertellen: in Nederland komt er jaarlijks 1 miljoen kilo wol beschikbaar. Boeren weten amper wat ze daarmee aan moeten. Voor de coronacrisis ging onze Nederlandse wol nog voor een appel en een ei naar China, maar na de pandemie ging het soms zelfs naar de vuilverbranding. Oftewel: wol is hier echt verworden tot een afvalproduct. Waar je in de jaren 90 nog 25 gulden per vacht betaalde, betaal je nu 5 cent per kilo – dat is nog geen 0,20 cent per vacht. Toen ik dat hoorde, dacht ik: daar wil ik ook mee aan de slag. Dus naast het gebruiken van onze eigen wol, kopen we ook wol op van andere Nederlandse partijen.”

Angora geit credits evaroefs

Wat mooi. En daar maken jullie dus kleding en accessoires van?

“Ja. Ik zeg altijd: we zijn een boerderij, een kenniscentrum, en een fabriekje. Weliswaar geen grote – we hebben drie machines – maar we maken daar inderdaad onze eigen kleding en accessoires zoals sokken en plaids. Met de verkoop daarvan verdienen we ons geld. We draaien nu net break-even.”

Je hebt het over ‘we’, hoeveel mensen werken er bij jullie?

“Gemiddeld zo’n vier tot vijf per dag. We hebben drie vaste krachten, verschillende zzp’ers, een stuk of acht, negen vrijwilligers, en altijd stagiaires. Wat ik leuk vind om te zien, is dat iedereen het heerlijk vindt om met z’n handen bezig te zijn. Ook hoogopgeleide mensen. Mogen ze eindelijk even weg achter die computer.”

En heeft iedereen zijn eigen expertise?

“Ja, sommigen doen alleen breiproductie, we hebben een vrijwilliger voor de verzorging van de dieren, en stagiaires helpen meestal bij van alles: van het afwerken van de bollen wol, tot aan het sorteren ervan. Verder hebben we één programmeur, die maakt de programma’s voor de breimachine, en er zijn twee mensen voor het echte brei-handwerk. En er zijn nog twee mensen die gespecialiseerd zijn in het elkaar zetten van losse lappen tot een kledingstuk: dat heet kettelen.”

Dat klinkt inderdaad als ontzettend veel handwerk.

“Ja, dat is het echt. Mensen die bij ons een workshop komen volgen, zijn ook altijd heel verbaasd dat ze in één middag slechts een klein lapje maken. Dat is in Bangladesh niet anders, maar dat realiseer je je niet omdat kleding hier in gigantische aantallen te koop is. Maar er zijn dus echt héél veel mensen die daaraan hebben gewerkt.”

Je waarschuwde al dat jullie kleding duur is, begrijpelijk inmiddels, aan welke bedragen moeten we denken?

“Voor een trui betaal je rond de 300, 400 euro – dat is veel, maar dat zijn eerlijke prijzen. En je kunt zo’n kledingstuk je hele leven dragen. Wel zijn we altijd bezig met het optimaliseren van onze technieken. Zo maken we momenteel mutsen, handschoenen en sokken met 3D-breimachines. Door dat soort vooruitstrevende technologieën kunnen we lagere prijzen vragen, denk aan veertig euro voor een muts. Maar inderdaad, voor een handgemaakte trui betaal je op dit moment een serieus bedrag. Puur op arbeidskosten. In Bangladesh verdienen ze 150 dollar per maand, hier verdien je minimaal 25 euro per uur. En dat is nog niet eens heel veel.”

Ik kan me voorstellen dat mensen denken: 400 euro, voor iets dat kriebelt als de neten..

“Haha, ja – dat is heel Nederlands. In landen als Engeland vinden ze grove wol fantastisch. Je moet er gewoon iets onder dragen, dan is het probleem opgelost. Overigens kun je niet allergisch zijn voor wol. Bepaalde wol, vooral de oorspronkelijk Nederlandse wol, is grof. De vezel slaat niet om, en dus prikt-ie tegen in je huid. Bij fijnere wol, zoals mohair- en merinowol, heb je daar geen last van. Maar wij willen juist wel een lans breken voor die Nederlandse wol. Daar maak je ontzettend mooie en stoere producten van.”

Reina, tot slot – wat kunnen we nog van The Knitwit Stable verwachten?

“We zijn op dit moment heel druk bezig met het maken van een wollen deken. Die willen we weer herroepen. Een hele tijd had iedereen in Nederland een synthetische deken, maar we merken dat de wollen deken weer steeds meer wordt gewaardeerd. Dus die komt eraan.”

Benieuwd geworden naar The Knitwit Stable? Neem zeker even een kijkje op hun website. Wij zijn fan.



WENDY Zomer special

Zomer op een eiland!


Een special vol eilandliefde en eilandinspiratie.


 

LAAT JE INSPIREREN DOOR ONZE WEKELIJKSE NIEUWSBRIEF