In de serie Zonder jou vertellen mensen over het verlies van een dierbare. Wat betekent rouw? Wat geeft hen de moed om weer door te gaan? Petra Hoogerwerf hielp haar moeder met vasculaire dementie bij haar wens voor euthanasie. Ze verwachtte dat dit niet mogelijk zou zijn, maar de wens van haar moeder werd toch ingewilligd.
‘Mijn moeder wilde euthanasie op 30 juli, op haar verjaardag. Vorig jaar haalden we haar een paar dagen voor de dertigste naar huis; we wilden niet dat ze in het verpleeghuis zou sterven. Om half zes in de ochtend werd ze de 30ste wakker en zei ze: “Ik ben jarig.” We hebben ontbeten met gebak en nadat we haar hadden gewassen, hebben we haar een mooie jurk aangetrokken. Om negen uur kwam de ambulance om het infuus te prikken. Toen de dokter binnenkwam vroeg hij mijn moeder of ze wist waarvoor hij kwam. “Jazeker”, zei ze: “Jij komt euthanasie doen.” Ze was zo blij, nooit heb ik haar een seconde zien twijfelen over haar wens. Ze heeft nog een gebakje gegeten en om 11.00 uur kreeg ze eerst een injectie met een pijnstiller. Na de tweede injectie was ze meteen weg. Ik schrok wel even dat het zo snel ging, maar was blij voor mijn moeder dat het gebeurd was. Het was niet eng, gebeurde niet in een achterkamertje, maar in haar eigen huis, omringd door de mensen die ze liefhad; precies zoals ze het had gewild.’
Kasplantje
‘Mijn moeder heeft altijd gezegd: “Ik wil niet als een kasplantje in een verpleeghuis terecht komen als ik oud ben.” Ze was altijd heel bewust bezig met de dood: ze had een niet-reanimeren penning en via de NVVE, de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie, had ze alle benodigde papieren geregeld. Ik heb zelf 35 jaar als verpleegkundige gewerkt en regelmatig spraken we over wat ik meemaakte met patiënten. Ik verzorgde dertien jaar een man die niets meer kon en dan zei ze: “Zoiets moet je toch niet willen.” Maar toen mijn moeder vasculaire dementie kreeg en steeds verder achteruitging, betwijfelde ik of haar wens voor euthanasie nog ingewilligd kon worden. Euthanasie bij dementie ligt moeilijk: als iemand niet meer wilsbekwaam is, is euthanasie doorgaans niet mogelijk. Maar ik wilde het proberen: als het zou mislukken had ik in ieder geval alles gedaan wat ik kon.’
Afscheidsbriefjes
‘Dementie is iets wat er langzaam insluipt. Mijn moeder is altijd een bezige bij geweest. Ze heeft een eigen zaak gehad met mijn vader en ging later als handwerkjuf werken en als groepsleider in een gezinshuis. Thuis was ze de klusser: terwijl mijn vader kookte en het huis schoonmaakte, deed zij het behang- en schilderwerk. Ik woonde al jaren naast mijn vader en mijn moeder en we hadden een goede band; elke dag dronken we wel samen koffie. Het begon ermee dat ze cognitief minder werd en ze bijvoorbeeld niet meer kon borduren. Vaak zei ze dat ze per se thuis wilde blijven wonen en dat beloofde ik haar, maar op een gegeven moment was het niet meer vol te houden. Ze werd steeds onrustiger en was nachtenlang wakker. Ze begon raar te praten, uit het niets te gillen of ze ging zitten slapen en reageerde nergens meer op. Mijn moeder had suikerziekte en had insuline pennen. Daarmee heeft ze zichzelf van het leven proberen te beroven. Op deze manier leven was niet leefbaar voor haar. Ze had voor mijn vader, mij, haar zussen en een vriendin van mij afscheidsbriefjes geschreven. Na deze poging ging het cognitief weer minder met haar. We probeerden de dagopname, maar na één keer zei ze tegen de buschauffeur: “Het was een leuke rit door Twente, maar u hoeft me niet meer op te halen.”’
Kleuterklas
‘Uiteindelijk is ze toch in een verpleeghuis terecht gekomen, omdat het voor mij en mijn vader niet meer mogelijk was om de zorg te dragen. Vreselijk vond ze het daar. “Het lijkt wel of ik hier in een kleuterklas zit”, zei ze dan: “iedereen heeft hier alzheimer.” Ik neem mijn petje af voor de verzorging, maar als mens wordt bijna alles je afgenomen in een verpleeghuis. Je kunt niet meer zelf bepalen wat je wilt eten, wanneer je wilt eten, wat je wilt doen. Elke ochtend werd er koffiegedronken met de groep, maar daar hield mijn moeder niet van. Ze vond überhaupt geen enkele activiteit leuk. Vaak stond André Rieu op, maar mijn moeder heeft nooit van zijn muziek gehouden. Soms zei ze tegen de verpleging: “Kun je me geen schaar of insulinespuit geven?” Vaak liet ze zich ook expres vallen met haar rolstoel, alsof ze wilde dat ze zou doodvallen. Zo triest om te zien en mee te maken. Dat wat ze nooit had gewild gebeurde toch.’
Wilsbekwaam
‘Ik had er weinig vertrouwen in, maar ben toch met de verpleeghuisarts gaan praten over euthanasie. Zij wilde niet meewerken, maar ze verwees me door naar het Expertisecentrum Euthanasie. “Ik ben heel benieuwd”, zei ze nog, maar tot mijn verbazing werd mijn verzoek niet meteen afgewezen. Vrij snel kwamen er twee mensen van het centrum langs om een gesprek met mijn moeder te voeren. Ik ging expres achter mijn moeder zitten, zodat ze niet het idee konden krijgen dat ik mijn moeder beïnvloedde. De dag ervoor had ik het gesprek met mijn moeder besproken, maar het was zo wisselend hoe ze was dat ik geen idee had hoe het zou verlopen. Maar mijn moeder was heel helder en kon goed verwoorden wat ze wilde. Haar spanningsboog was precies de 45 minuten die het gesprek duurde. Ik weet niet of we geluk hebben gehad dat mijn moeder net een helder moment had of dat haar innerlijke wens ergens zo sterk was dat ze het nog kon verwoorden, maar ze werd, nadat er nog verschillende artsen en een psychiater een gesprek met haar hadden, nog als wilsbekwaam gezien. Het hielp zeker mee dat ze haar wens al zo vaak had verwoord en alle benodigde documenten eerder in haar leven had geregeld, maar ik viel alsnog bijna van mijn stoel omdat ik het idee had dat euthanasie bij dementie eigenlijk onmogelijk zou blijken.’
Open praten over de dood
‘Ik deel mijn verhaal omdat ik mensen wil wijzen op deze mogelijkheid. Ik zeg niet dat het altijd lukt, maar onmogelijk is het dus ook niet. Ik denk dat het belangrijk is om open over de dood te praten en duidelijk te maken wat je later wilt en dat ook te regelen. Als mijn moeder dit niet had gedaan, had ze waarschijnlijk nooit euthanasie kunnen krijgen en had ze misschien nog wel jaren in het verpleeghuis moeten wonen. Gillend of slapend of vallend met haar rolstoel. Dat had ik vreselijk gevonden en ik ben heel blij dat ik haar dat heb kunnen besparen. Ik mis mijn moeder 100 keer per dag, maar ik kan nu goed leven met hoe het is gegaan. Het heeft niet te lang geduurd. Ik heb als dochter nooit gedacht: ik wil dit niet gaan regelen, ik wil haar bij me houden. Ze is 77 geworden en goed gegaan, het ging me om haar.’