Het is fijn als kinderen tegen een stootje kunnen. Want ook een kinderleven is niet zonder tegenslagen. Hoe zorg je voor meer kracht voor je kind? We hebben de do’s en don’ts van kindercoach Vera Hagen onder elkaar gezet voor je. 

1. Teleurstellingen

‘Leer ze omgaan met teleurstellingen, als ouder moet je niet alles voor een kind willen oplossen. Niet die hoofdrol gekregen in de schoolmusical? Zeg niet dat het niet erg is, maar benoem dat het balen is. Soms is iets gewoon niet leuk.’

2. Doe het zelf

‘Glas omgevallen? Sta niet meteen klaar met een doekje. Dat kunnen ze best zelf. Willen ze een recept koken? Laat ze gaan en kijk ze niet op de vingers. Dan wordt de appeltaart maar niet perfect.’

3. Houding

‘Een goede houding kan meehelpen aan een zelfverzekerd gevoel. Geef zelf het goede voorbeeld en zeg bijvoorbeeld: “Ik voel me sterker als ik rechtop loop.” Een kind pikt vanzelf dingen op. Ook sporten en naar buiten gaan is goed voor de veerkracht van een kind. Zorg ervoor dat ze voldoende bewegen; sporten zorgt er ook voor dat ze zichzelf tegenkomen en dingen overwinnen.’

4. Complimenten

‘Geef complimenten over het proces en niet over het resultaat. Een kind alleen een compliment geven bij een goed cijfer of een gewonnen wedstrijd geeft druk. Geef complimenten over het spel of over hoe goed je kind kan doorzetten, dan kun je ook positief zijn als het resultaat minder is.’

5. Spannend

‘Iets mag spannend zijn, duw dat niet weg. Denk aan een bal die zich ook niet laat tegenhouden als je hem onder water duwt, de spanning moet eraf. Benoem dus liever dat iets gewoon eng is.’

6. Kan niet…

… bestaat niet. Gebruik altijd het woordje ‘nog’: “Je kan het nóg niet.” Ook goed: “Je kan het bijna!”’

7. Leuk

‘Niet alles hoeft leuk te zijn. Verwacht niet dat je kinderen met een stralend gezicht de afwasmachine uitruimen. Ze mogen best mopperen.’

8. Meehelpen

‘Dat werkstuk hoef jij niet te maken. Vraag je kind of je ergens mee kunt helpen en neem het niet over. Accepteer dat de sinterklaassurprise of het werkstuk er minder mooi uitziet dan als je het zelf had gemaakt.’

9. Dom

‘Benoem wat je kind fout heeft gedaan, maar generaliseer niet. Zeg niet: “Wat ben je toch dom”, maar: “Dat was een domme actie.” Gebruik het woordje jammer en benoem wat je wel wilt zien.’

10. Neutraal

‘Reageer neutraal als ouder en laat je niet te veel beïnvloeden door je eigen emoties. Voel je jezelf boos of teleurgesteld? Onderzoek waar dit gevoel vandaan komt.’

11. Overwinnen

‘Snel even met de auto naar school brengen als het regent? Liever niet. Het is niet leuk om een halfuur door te regen te fietsen, maar het geeft je kind kracht. En elke tegenslag is uiteindelijk een overwinning.’