fbpx

Dodenherdenking 2 minuten stil: ‘Ieder schot voelt aan als een stomp in mijn maag’

Op 4 mei herdenken wij in Nederland alle oorlogsslachtoffers. We leggen kransen op de dam, houden toespraken, de nabestaande vertellen de verhalen en we zijn met zijn allen twee minuten stil.  In deze 120 seconden, herdenken wij alle gevangenen, verzetsstrijders, soldaten, vrouwen en kinderen die zijn omgekomen in deze oorlog, want zij mogen nooit vergeten worden. We staan stil bij onze voorouders die voor onze vrijheid hebben gestreden. Dankzij hen, kunnen wij nu in vrede, vrijheid en veiligheid leven.

De ambassadeurs van de vrijheid zijn dit jaar: Suzan & Freek, Donnie, Duncan Laurance en Fresku. Zij zullen dit jaar op verschillende manieren Dodenherdenkingsdag doorbrengen. Het Nationaal Comité van 4 en 5 mei organiseert elk jaar het thema, de vorm en de inhoud van Dodenherdenking- en Bevrijdingsdag. Dit jaar is het thema: Vrijheid in Verbondenheid. Elk jaar worden er verhalen vertelt door de mensen die de oorlog hebben overleefd, maar dit jaar lanceren ze ook nieuwe campagne die de huidige generatie aan het woord laat. Jongeren vertellen in twee minuten de oorlogsverhalen van hun voorouders en reizen af naar de betekenisvolle locaties die jaren geleden het decor vormden van vreselijke gebeurtenissen.

Hieronder lees je twee verhalen die worden belicht op 4 mei.

Verzetsstrijdster Marie- Verbreaken-Blommaart ontmoette in Kamp Vught vier andere gevangenen. Een paar minuten later werden ze doodgeschoten. Eva is de kleindochter van Marie en vertelt haar verhaal:

‘Op 14 maart 1944 word ik met een stel mensen in een overvalwagen naar het concentratiekamp Vught gebracht. Het is in Vught veel strenger. Er wordt bij binnenkomst grondig te werk gegaan. We moeten ons helemaal uitkleden en al onze kleren en bagage afgeven. Dan worden we gemeten en gewogen én er wordt bloed en urine afgenomen. Ook wordt er een röntgenfoto van onze longen gemaakt. Daarna gaan we met zijn vijven onder de douche en komen aan de andere kant van de doucheruimte in de ‘bekleidunsgkammer’. Daar staat Hetty klaar met onze kampkleren. Dat is het moment dat we van een individu een nummer worden. Ik ben nu nummer 0840.

Ik word naar de doucheruimte gestuurd om een emmer warm water te halen. Als ik daar binnenkom, staan er vier mannen in gekreukelde pakken sigaretten te roken. Ik voel aan de geladen sfeer dat hier iets helemaal mis is. Eén van de bewakers moet de schrik op mijn gezicht hebben gezien en zegt met een duivelse glimlach: “Die worden erschossen.” Hij maakte met zijn hand een schietbeweging. Ze staan klaar om op de fusilladeplaats geëxecuteerd te worden. Ik weet achteraf niet of ik nog warm water heb meegenomen. Wel dat ik bij ieder schot dat ik hoor ineenkrimp. We horen elke dag wel schoten, want er worden geregeld schietoefeningen gehouden. Maar nu, voelt ieder schot aan als een stomp in mijn maag. De fusilladeplaats is hier vlakbij.  S’ avonds moet ik overgeven en krijg ik hevige buikloop. Ook voel ik me schuldig, dat ik die mannen niet meer een hand heb gegeven. Ik vind het laf van mezelf. Het duurt dagen eer ik mij weer een beetje mens voel.’

Dit is het twee-minutenverhaal van Salo Muller. Die zich als 8-jarig jongetje onder de vloer moest verstoppen voor de nazi’s. Hij heeft de oorlog overleefd en gaat elk jaar met zijn kinderen en kleinkinderen naar de Apollolaan naar het monument en dan herdenk hij zijn familie, vrienden en alle mensen die weggevoerd zijn en vermoord in de tweede wereldoorlog.

 ‘Ik ben in Friesland ondergedoken geweest op drie adressen, en het tweede adres was op een grote boerderij, die had zoveel land, dat de Duitsers een stuk van het land hebben ingepikt. Daar hebben ze een kamp opgericht, het kamp Driemond. En ja, de Duitsers kwamen iedere zaterdag met een jeep naar de boerderij toe, en dan moest de boer zorgen dat er eten en drinken voor die soldaten was. En ze mochten mij niet zien. Op een gegeven ogenblik kwam die commandant en die zei: “Luister, we vervelen ons te pletter en we willen dat je meisjes uit het dorp laat komen waar wij ons in het weekend mee kunnen amuseren.” Toen moest ik mij dus verstoppen onder de grond. Op vrijdagmiddag rond een uur of vier als het al een beetje donker werd, werd het kleed opgerold in de huiskamer, de planken uit grond gehaald, en dan werd ik aan mijn armpjes in de kruipruimte, 30 cm hoog dat gat, werd ik neergelaten. Had ik geluk, viel ik op mijn rug, had ik pech dan viel ik op mijn buik. Ik mocht niks zeggen want ze mochten mijn niet horen. Zeg maar van een uur of vijf of zes ‘s middags tot een uur of vier s’ nachts.

Als ik onder de grond lag, was ik in mijn eigen wereld dan was ik bang, dan hoorde ik ratten en muizen om me heen lopen, piepen. En ik hoorde boven enorm lawaai van die soldaten met die meisjes. Ik telde als het ware de uren af tot het stil zou worden, want dan wist ik als het stil werd, ik er werd uitgehaald. Ik denk dat ik op een gegeven ogenblik zo moe was, heel zacht moest huilen en ik in slaap ben gevallen. Want ik zag het licht in mijn ogen van een lantaarntje. Als ik op mijn rug lag, pakten ze mijn armen. Lag ik op mijn buik, dan pakte zij mijn benen. Had ik pijn en had ik het koud en een beetje huilerig. Maar ja, moest flink zijn.’

Beluister hier alle twee-minutenverhalen. Ben jij twee minuten stil op 4 mei?



WENDY Zomer special

Zomer op een eiland!


Een special vol eilandliefde en eilandinspiratie.


 

LAAT JE INSPIREREN DOOR ONZE WEKELIJKSE NIEUWSBRIEF