fbpx

Interview met Ruud de Wild en Olcay Gulsen: ‘Kanker heb je niet alleen’

Ruud de Wild en Olcay Gulden maakten vandaag bekend dat zij sinds een aantal maanden geen stel meer zijn. ‘We hebben gemerkt dat we ieder voor zich dingen in het leven willen uitzoeken. We houden nog steeds veel van elkaar en hebben besloten elkaar los te laten in liefde’, schrijft Olcay op Instagram. Heel jammer voor Ruud en Olcay, die we konden volgen in hun realityserie en daarmee een inkijkje gaven in hun relatie. Ze leken alle stormen te doorstaan, zo vertelden ze in 2021 in een interview met WENDY over de impact die de kanker van Ruud had op hun leven. Vanwege het nieuws plaatsen we het interview nog een keer. 

Had zij weer, schoot er door Olcay Gulsen heen. Leuke vent ontmoet, fijne relatie, ging hij dood.

Het leven testte haar, alweer. Als ontwerpster, als onderneemster, als tv-persoonlijkheid, ze raasde altijd al langs hoge toppen en diepe dalen. Als meisje en vrouw: ze kan er een boek over schrijven, wat er allemaal al gebeurd is. Toen ze net weer gelukkig was, met die markante man, radio-dj en kunstenaar tegelijk, stierf haar eerste grote liefde, een man die al jaren haar dierbaarste vriend was. Die shock was net even teveel. Ze wilde rust, niet langer die pers op haar hielen, ze had ruimte nodig. Nadenken. Voelen. Rouwen en daarna weer verder groeien. De dj annex kunstenaar begreep dat. Ze bleven vrienden en de tijd deed zijn helende werk. Hij was toch ook wel erg leuk met al zijn stoere, lieve, rare, humoristische, warme kanten. En hij liep niet weg. Hij wachtte en toen de ruimte in haar hoofd en hart terugkwam, gingen ze alsnog verder als man en vrouw.
Maar nu ging ook deze man dus misschien wel dood…
Dit keer was zij het die niet wegrende. ‘Mijn eerste reactie was: dit gaan wij samen doen. We gaan dit overwinnen. Schouders eronder.’
Ruud de Wild trekt een grimas. Hij ziet er goed uit. Blonde lokken, even wat anders, de lach nooit ver weg. Hij weegt ieder woord op een schaaltje. Geeft weinig directe antwoorden, koerst op eigen gedachten. Daar zit hij. Hij leeft.
Graaft in het recente verleden: ‘Ik maakte een reeks podcasts, 30 MINUTEN RAUW, die ik had aangepast voor de week van het KWF: 30 MINUTEN RAUW, maar dan met een zwart randje: 30 MINUTEN ROUW. Het was de eerste week september, 2020. Ik interviewde steeds een andere gast, waaronder Simon Keizer. Hij had als vijftienjarige jongen zijn vader verloren aan kanker. Ineens zei Simon: eigenlijk vind ik dat iedereen zich steeds moet laten onderzoeken, anders kan het te laat zijn.
Ik had een pijntje in mijn darmstreek. En begon te denken over wat Simon zei. Maar ja. Ik sportte veel, ik dacht: daar komt het door. Sportpijntje, weetjewel. Geen alarmbellen. En toch. Ik dacht: weet je wat, ik ga toch eens langs.’
Niet eens een stilte. ‘En ineens zit je met de diagnose. Kanker.’

Hoe ging dat dan?

‘MRI, CT. Hele riedeltje. Er gebeurde van alles met me. Ik had dit allemaal niet verwacht, ik dacht: joh, ik doe zo’n onderzoekje, loop naar buiten en dat was het dan.’

Dacht je: dit gaat niet over mij, dit moet een vergissing zijn?

‘Nee, ik heb nooit gedacht: waarom ik? Het lijkt wel echt bij mij te horen. Ol en ik zeiden: dit kunnen we dan ook weer afvinken. Dit hoort bij vechten. En vechten hoort bij mij.’

Zij zat naast hem. Ze had net wekenlang een serie voor SBS opgenomen: BN’ers in het Ziekenhuis. Voor iemand die niet tegen bloed kan, was ze razendsnel vertrouwd geraakt met de dans tussen leven en dood, vreselijke beelden, enorme emoties. Ruud: ‘Maar ja. Ik was wel haar geliefde. Voor haar was het heel naar. Voor mij was het een zegen dat zij net dat programma had gedraaid. Omdat zij in zo’n korte tijd zo veel had gezien, reageerde ze ongelofelijk koel en adequaat. Stelde de juiste vragen. Zei de juiste dingen. Dat heeft me enorm geholpen.’

Operatie

Hij kijkt in de verte. Weer een grijns, ergens tussen ongemak en verlegenheid in. Dan: ‘Na de diagnose moet je verder. We hoorden meteen: agressieve vorm.’

Hoe reageerde je?

‘Ja, oké wel eigenlijk. Ol zei dat ze niet had verwacht dat ik zo rustig bleef. “Dat jij zo’n vechter bent, joh,” zei ze. Blijkbaar zit ik zo in elkaar. Als het moet, dan moet het. Als ’t erom spant: dan ga ik ervoor. Ik ben geen janker, mijn wereld donderde niet in elkaar. Ik dacht wel: waar gaat dit naartoe? Dat vond ik spannend. Waar ben ik morgen? Hoe moet dat met die scans, waar bestaat de molen uit waarover iedereen het heeft? Kanker is toch iets dat je wel kent, maar nooit zelf krijgt. Tot je het hebt.’

Zijn gezicht klaart op. ‘Maar! Ik ben geopereerd door de allerbeste professor van de wereld. Mijn mazzel. Jurriaan Tuynman van het VUmc, een held. En nog grappig ook. Hij zei: “Het wordt een heel zware operatie.” Daar had ie geen woord over gelogen. Meteen daarna zei hij: “En de volgende dag trap ik je al uit bed.” Ook dat was niet gelogen. Ik heb vijf hele meters gewandeld, het voelde als drie marathons.’

Je praat er vrij licht over, humor als medicijn?

‘Lachen en liefde hielden me op de been. Ik was rond de operatie zelf niet de allervrolijkste, een beetje down zelfs. Ik viel in die tijd flink af, er was niks meer van me over. Kwam Ol eraan, die schoof zo de lakens opzij: “Laat me eens bij je liggen, want nu is er eindelijk ruimte.” Bam: humor. Ja, heerlijk. Hebben we samen de schone schijn opgehouden en in bed filmpjes gekeken. Ze zei: “Ik ben jouw CliniClown.”’

Olcay: ‘Jij zei tegen mij: “Je doet alleen maar lief omdat ik kanker heb.” Bij de eerste operatie mocht ik er in coronatijd niet bij zijn. Ik had me helemaal zenuwachtig gemaakt omdat het zo lang duurde. Op een gegeven moment heb ik de auto gepakt en ben ik toch naar het ziekenhuis gereden, om daar verder te wachten. Toen ik je eindelijk mocht opzoeken en vroeg hoe het ging, zei je doodleuk: “Joh, ik heb zo’n leuke dag gehad.” We hebben elkaar erdoorheen geloodst met alle humor die we hadden.’

Ruud: ‘Weet je, alle clichés zijn waar. Kanker heb je niet alleen. Ol had al die zenuwen, het was natuurlijk best onheilspellend. Eerst ga je al die trajecten in en het viel steeds tegen. Goed- of kwaadaardig? Kan het uitzaaiingen geven? Kunnen de lymfen eruit? Het spande er steeds om. Viel steeds de verkeerde kant op. Tot Tuynman kwam.’

Wat deed hij precies wat hem voor jou zo goed maakt?

‘Hij was geen voorstander van chemo en bestralingen. Hij zei meteen: “Als ik kan snijden, doen we dat. Rigoureus. De botte bijl. Maar dan is het wel klaar.” Het lukte hem, de tumor was weg, alleen de snijranden waren nog niet schoon, dus moest ik opnieuw onder het mes. Anders kan het gaan woekeren hè, dat moet je niet hebben. Ongelofelijk hoe snel die gast me weer op de been heeft gekregen. Ik houd van mensen die heel goed zijn in hun vak en Jurriaan Tuynman, die is dat.’

Wat gebeurde er allemaal in jouw hoofd in die tijd?

‘Ik had een rotsvast vertrouwen in de arts en had hoop. Maar ik wist ook dat als ik acht maanden later was binnen komen lopen ze hadden gezegd: niks meer aan te doen. Ik was blij dat ik op tijd was, maar de dokter zei: “Op tijd? Je was nog steeds te laat.” Die artsen houden er helemaal niet van te moeten snijden. En ik moet ook zeggen: de reconstructie die ze in mijn lijf hebben gemaakt is fenomenaal en bizar. Alles is verbouwd in mij. Ruim twintig centimeter aan bloedvaten, lymfe en darm zijn er uitgehaald, je verzint het niet. Het is een heel dure, ingewikkelde operatie geweest, dus ja… Dat doen ze natuurlijk liever niet.

Om terug te komen op je vraag: je moet erdoorheen. Je hebt geen keuze. Maar je bent wel helemaal op jezelf teruggeworpen. Dat revalideren is in het begin echt zwaar. Ol en ik zaten na de operatie in Lausanne en dan was het echt: van een paar kleine stapjes naar 300 meter lopen en uiteindelijk zes kilometer wandelen. Stap voor stap voor stap. Maar achteraf ging de progressie ook weer heel snel.’

Olcay: ‘Ik zag hem in het begin lopen als een oude man. Aan het eind van de straat al moe. Angstig. Hij had zo lang in het ziekenhuis gelegen dat het voorbijrazende verkeer hem bij de keel greep. Hij kwam van heel ver, maar stapje voor stapje werd het beter. Zo mooi om te zien hoe die kracht bij hem terugkwam. Ik had altijd een groot vertrouwen dat het zo zou gaan. Ik heb al het nodige gezien en meegemaakt, en ik ben gewend dat – hoe erg het soms ook is – de dingen weer goed komen in het leven. Positief blijven is het enige dat werkt, anders red je het niet.’

Zit er nog angst in je hoofd, Ruud?

‘Ik wil niet stilstaan bij het idee dat het terugkomt. Die kans is ook maar drie procent meer dan bij een ‘gezond’ iemand.’

Olcay: ‘Nee, je haalt nu dingen door elkaar. De kans is twintig procent.’

Ruud: ‘O? Kun je nagaan hoe ik hiermee bezig ben. Officieel ben ik schoon. Maar afgelopen vrijdag heb ik mijn eerste CT-scan alweer gehad. Dat is gewoon spannend. Om de aantal maanden word ik gecheckt en zal ik dus de zenuwen hebben. Aan de andere kant: als er dan weer wat zou zitten, zijn we er wel heel snel bij.’

Stil houden

Pas in maart 2021 maakte hij het wereldkundig. Tot die tijd hadden ze het bewust allemaal stil gehouden om het te kunnen verwerken. Zijn wereld was klein en dat was goed. ‘Maar het was wel een heel goed beslissing het uiteindelijk wel te delen. Ik wilde niet voor de rest van mijn leven die zieke man zijn, ik wilde wel gezien worden zoals ik ben. Een vechter. De gedachte aan iemand is altijd de laatste waarheid. Ik had geen zin in dat stigma van: Ruud is kanker. Naar woord ook. Ik wilde er niet mee aan de haal, er geen commerciële kanker van maken, snap je wat ik bedoel. Iemand als Linda Hakeboom kan dat, die schrijft een dagboek en dat is fantastisch. Als ik dat had gedaan, was dat niet goed geworden. Niet geloofwaardig.

‘Ik had in september natuurlijk al wel mijn beste vrienden ingelicht. Mijn letterlijk oudste vriend is ook mijn tandarts en iedere keer als ik naar hem toeging was het een drama van mijn kant, ik vermoedde altijd vreselijke dingen en het viel altijd mee. Dus hij maakte meteen de grap: “Hè hè, eindelijk kanker.” Hij had het zelf gehad en dat hielp mij enorm, hij kende alle trajecten al zo. Dat relativerende werkt bij mij goed. Ik ben van die hypochondrie nu ook wel af.’

Zijn Olcay en jij elkaar leuker gaan vinden, want eigenlijk wilden jullie je relatie heel rustig opbouwen en ineens: geen ontkomen meer aan, letterlijk: op leven en dood…

‘Precies dat. Ol en ik zijn elkaar wel leuker gaan vinden, ja. Bij ons past het om een relatie te beginnen die moet groeien, we zijn ook niet hard van stapel gegaan, hebben elkaar heel langzaam leren kennen. Maar als je in een traject als dit komt, gaat het natuurlijk ineens wat sneller. Alles is rauw. Ik heb een litteken voor het leven gekregen, maar een litteken kan mooi zijn. Je vergeet de pijn, maar de gebeurtenis nooit. Als je daar samen goed doorheen komt, is er meteen een basis. Je leert elkaar zo goed kennen, niets is onecht. Alles is afgepeld. Wat ik steeds zeg: het was lachen en liefde, die twee hielpen mij enorm. Gek genoeg werd het ook een mooie periode. De lucht in mijn kamer in het ziekenhuis was verschrikkelijk. Rampzalig. Daar moest Ol elke keer doorheen.’

Olcay: ‘Ook al had je een stoma gekregen, ik was toch wel bij je gebleven. Maar het was wel goor, ja. Maar zelfs dat vond ik geen afknapper.’

Ruud lacht: ‘Dan zei ze na die operatie: “Het was niet moeilijk jou te vinden, ik ging gewoon op de stank af.” En toen ik aan het infuus moest, waar ik absoluut geen fan van ben, zei ze tegen de zuster: “Prik er even twee keer lekker naast.” Maar wat ze ook deed, was het favoriete broodje in mijn favoriete broodjeswinkel kopen, omdat ik zo afviel.’

Olcay, waaraan merk jij dat jullie relatie in die snelkookpan groeide?

‘Nou, ik kan me best voorstellen dat mensen ervan weglopen als de partner ziek wordt. Dat je dat niet trekt. Ik voelde alleen iets heel anders: ik ga jou hier doorheen loodsen. Ik dacht altijd dat ik iets egoïstisch had, egocentrisch was. Ik kwam er nu achter dat dit helemaal niet zo was. Dat verzorgende, dat talent had ik mezelf niet toegedicht. Maar het was er. Vanzelfsprekend. Natuurlijk ging ik deze man verzorgen.’

Is er iets in jullie relatie veranderd?

Ruud: ‘Dit klinkt gek, maar we gunnen elkaar nog meer de ruimte dan we al deden. Dat is voor mij liefde.’

Olcay: ‘O, maar ik heb van jou altijd die ruimte, die vrijheid gevoeld. En jij bent erg met je kunst bezig, dan bel ik je bewust een dagje lekker niet. Zo hoort het ook.’

Ruud: ‘Ik vond haar al de leukste vrouw, maar nu zag ik haar in een dimensie die ik nog niet van haar kende. Dat ze zó lief was en zó’n tijger. Wat mij zorgen baarde, was het idee dat ik er niet goed uit zou komen en dan… Voor haar, snap je? Dat was mijn grootste angst. Twee jaar geleden is haar beste vriend overleden. Jong. Zo’n klap voor haar. Ik dacht: kut, ik ben nu de tweede die gaat. Arrogant, hè? Maar dat schoot door me heen: ongezellig, zo zonder mij.’

Olcay: ‘Ik ben met hem gaan vechten, zij aan zij. En ik zag hoe hij zijn rug rechtte, ook voor zijn kinderen. Hij was bezorgder om hen dan om zichzelf. Steunde ze. Hield zich goed voor ze. Ik had altijd een beeld van hem: de grote dj die het moeilijk zou vinden zichzelf niet op één te zetten. Dat beeld is compleet veranderd. Hij was de man die zijn kinderen troostte. En die naar mij toe heel afhankelijk en heel lief was. Een softie. Dat vond ik heel leuk. Zoals ik het ook heel fijn vind dat hij nu alweer een grote mond heeft. Uiteindelijk wordt alles weer normaal.’

Waarin school de tijger in Olcay?

Ruud: ‘Heel charmant, bijna zonder woorden, ijzig kalm, dwong zij af dat alles goed werd geregeld en goed werd uitgelegd aan ons. Ik zag toen echt: die heeft een groot bedrijf gerund. Hands-on. Geen gelul. Ik ben een doorpakker, maar ik heb ook altijd even nodig om alles te kunnen overzien. Die tijd neemt zij niet. Ol overziet alles meteen. Een heel mooie eigenschap.’

Je zei net: ergens was het ook een mooie tijd.

‘Ja, omdat we beiden wisten dat het rechtsom of linksom goed zou komen. Alleen de complicaties waren jammer. Ik kreeg na de hersteloperatie een bloeding en zakte in elkaar. De brandweer moest komen om me uit huis te takelen. Daar weet ik niks meer van, maar Olcay schrok daar wel heel erg van. Het was gewoon domme pech.’

Duizenden kaarten. Postzakken vol. De radio-dj werd er verlegen van, zo leefde het land met hem mee. ‘Bizar. Ik heb er weken over gedaan alles te lezen, ik vond het oneerbiedig dat in één keer te doen. Als dj heb je nooit dat contact met luisteraars, ineens komen ze allemaal min of meer bij je binnen. Al die kaarten, brieven, verhalen. Veel herkenning natuurlijk. Mensen schreven over wat ze zelf allemaal meemaakten. Echt: indrukwekkend. Hartverwarmend.’

Wat gaf deze krankzinnige periode jou verder nog?

‘Toch ook wel een les. Ik zei altijd: “Later als ik groot ben, wil ik een huis in de zon.” Ineens besef je: het is al later en ik ben al groot.’

Haast?

‘Ja, ineens krijg je haast. Ik moet Ol nog wel overtuigen…’
Olcay: ‘Nee hoor, helemaal niet.’
Ruud: ‘O, dat is fijn.’

Heb je concrete plannen die nu wat sneller moeten?

‘Ik twijfel nog wel een beetje, een huis in Frankrijk of Italië? Ik vind Frankrijk als land mooi, maar de mensen in Italië vind ik mooier. En aan de andere kant wil ik ook wel steeds reizen naar een andere plek. Ik ben nog nooit in Azië geweest. Ook weer altijd gedacht: komt wel, later. Maar straks als ik dood ben kan ik niet meer.’
Olcay: ‘Soms merk ik dit wel aan hem, dat ie meer haast heeft. Dan zeg je ineens: ik ben zo bang dat het anders niet meer kan. Maar het kan, hè, het kan gewoon.’
Ruud: ‘Ja? Ja… je hebt gelijk.’
Olcay: ‘Was je bang dood te gaan?’
Ruud: ‘Ja, toch wel. En als je dan weet: hey, toch niet, heb je wel meer iets van: laten we de dingen nú doen.’

Zijn je zintuigen ook anders gaan werken?

‘Zeker. Mijn grootste geluk bestaat er ineens uit dat ik een setje heb aangeschaft voor ons balkon. Een paar stoelen en een bank. Ik geniet me gek. En als ik ’s ochtends wakker word en de barista in mij ontwaakt, vind ik die tien minuutjes samen koffie drinken wel heel gezellig. Geuren, geluiden, eten, daarvoor de tijd nemen, dat is wel even wat intenser geworden allemaal. Daar zit veel geluk in.

En aan de andere kant heb ik een korter lontje gekregen voor gezeik. Ik had er al een bloedhekel aan, maar als nu iemand begint over vage coronaklachten of zo, denk ik wat sneller: houd je mond joh, het zal. Niet dat ik het langs de meetlat van mijn ziekte wil leggen, hoor. Sterker, dan vertelt Ol weleens over die verhalen uit het ziekenhuis, dat er niks meer te redden valt. Ja, jongens, dan mag ik God op mijn blote knietjes danken. Als ik straks alles achter me laat omdat al die checks en controles goed zijn, kom ik toch maar mooi met de schrik vrij.’



WENDY Zomer special

Zomer op een eiland!


Een special vol eilandliefde en eilandinspiratie.


 

LAAT JE INSPIREREN DOOR ONZE WEKELIJKSE NIEUWSBRIEF