Make-A-Wish Nederland helpt de wensen te vervullen van kinderen met een ernstige, soms levensbedreigende ziekte – een doel waar hun ambassadeurs, onder wie Wendy, zich met al hun liefde voor inzetten. Omdat het geluk van een kind goud is, blikken we terug op hún kindertijd.
Wendy van Dijk
‘In de herinneringen van mijn jeugd overheerst gevoel. Geborgenheid. Warmte. Bescherming. Liefde. Veiligheid. Als gezin deden we ongelooflijk veel samen; iedere ochtend met ons vieren ontbijten, iedere avond om half zes dineren. Negen van de tien keer vond ik het eten niet lekker, al die Hollandse pot, maar daar ging het niet om. Ik herinner me het samen praten en een beetje plagen. Ik zie ons viertjes op de tennisbaan, de weekenden vol sport of op bezoek bij familie. Dat voortdurende samenzijn; vader, moeder, broer en ik, zo dierbaar.
Toen ik later Hart in Aktie presenteerde, waar al die mensen zich belangeloos inzetten om iets goeds voor elkaar te boksen, werd ik ook ambassadeur van Make-A-Wish, omdat dat zo één op één datzelfde gevoel gaf. Al die vrijwilligers voor wie geen storm te hoog was om iets voor een ander op te lossen, of te organiseren, al die mensen zonder eigenbelang die dat voor een ziek kind deden; fantastisch. Het raakte me hoeveel pech sommige mensen in het leven hebben; er hoeft maar dit te gebeuren en alles staat in het teken van de ziekte van je kind. Die kinderen willen vaak maar één ding: het wegdraaien van de aandacht voor de ziekte. Zij zijn vaak meer bezig met het verdriet van hun zusje, broertje, ouders dan met zichzelf. Dat is het mooie aan een Wish Journey: het geeft het kind en de omgeving even iets onbezorgds, iets fijns. En dan voel je weer aan alles dat gezinnen niks meer nodig hebben dan het samenzijn met elkaar. Het laatste jaar heb ik te veel ervaren hoe eng het is dat het leven zomaar een wending kan nemen. Meer dan ooit voel ik hoe waardevol het is met elkaar samen te zijn en onbezorgd de leuke dingen van het leven te mogen ervaren. Wat heb je meer te wensen?’
Fockeline Ouwerkerk
‘Mijn opa stimuleerde ons te klimmen naar de hoogste toppen van de boom. Hij bleef in de buurt om ons op te vangen, maar het klimmen was aan ons. Je kunt alles bereiken, maar moet het wel zelf doen. Opa’s boodschap stond voor vertrouwen, wij konden de regie over ons eigen leven pakken. Mijn kindertijd was een veilig nest, vol familie en liefde; iedereen mocht zijn wie zij was en ervoor gaan: “Vlieg maar lekker uit.” Ook toen ik als puber met al mijn liefdesverdriet thuiskwam, stond de deur open. Mijn ouders gaven mee: “Zelfs als we boos zijn, zullen we van je houden.” Als ik vol drama “Het is ui-huit!” snikte en instortte op de gang, kwamen de koekjes en de thee al tevoorschijn.
‘Als kind was ik gevoelig, mijn juf noemde me de vredesduif. Toen ik acht jaar geleden meedeed aan Dance Dance Dance mocht ik een goed doel kiezen om voor te strijden en kwam die vredesduif naar boven. Ik wilde iets doen voor kinderen, met dromen, met wensen en koos voor Make-A-Wish, niet zonder reden. Ik merkte hoe ik boven mezelf uitsteeg door te mogen werken met de choreograaf van Beyoncé. Als je zo’n geluksgevoel ervaart, krijg je veel positivisme cadeau en dat maakt je sterk. Ik dacht aan mijn onbezorgde jeugd en realiseerde me hoe erg het moet zijn als je als kind zo ziek wordt dat alle regie uit handen wordt geslagen. En dat is zo mooi aan Make-A-Wish: dat komt het onbezorgde even terugbrengen. Even weer dromen van die liefste wens, het ernaartoe leven, het intens beleven, het nagenieten. Met het trotse gevoel dat ik zo had met dansen: het is gelukt! Het is als klimmen in de boom. Als je dat voor de eerste keer kunt, zit je er vol trots. Zelf gedaan! Daar kun je eindeloos op teren.’
Sjoerd van Ramshorst
‘Mijn tweelingzus Karlijn werd om vijf voor twaalf geboren op 26 augustus, ikzelf om vijf over twaalf op 27 augustus. Dat was op de verjaardag van mijn vijf jaar oudere broer. Met nog een broer van twee jaar ouder hadden we een levendige, veilige, sportieve en harmonieuze kindertijd waarin we veel vrijheid hadden, maar vooral eerlijkheid de norm was. Liegen, dat kon echt niet. Voor het overige kon er wel veel.
‘Toen ik dertien was had ik al de wens om presentator te worden van Studio Sport. De wens werd een droom, maar wat deed ik? Ik ging rechten studeren, dat voelde save. Mocht het mislukken dan was mijn droom in ieder geval nog levend. Het werd een drama. Na drie jaar dacht ik: Sjoerd, niet laf zijn, ervoor gaan. Ik ben Media & Cultuur gaan studeren en vanuit daar kon ik stage lopen bij… Studio Sport. ’s Ochtends deed ik de lichten aan en ’s avonds deed ik ze weer uit. Door mijn wens zo enorm na te jagen, gebeurde waarop ik zo hoopte. Ze dachten: die jongen hebben we nodig.
‘Zelf heb ik ze nog niet, maar ik vind kinderen heel leuk. Toen iemand van de afdeling Gelderland van Make-A-Wish me vroeg eens naar een vrijwilligersbijeenkomst te komen, was ik meteen om. Hier wilde ik graag ambassadeur van zijn. Deels omdat ik zie dat de wenskinderen even niet aan hun ziek zijn hoeven denken, anderzijds zag ik hoe goed een wens werkt, iets wat ik zelf natuurlijk ook zo ervaren heb. Ik mocht snel bij een wensvervulling zijn en dat raakte me. Ik zag hoe het niet alleen het kind, maar ook zijn hele omgeving even onttrok aan al die zorgen. Het laat het kind even niet de bron van verdriet zijn, maar het centrum van iets fijns. Ongekend waardevol.’
Pia Douwes
‘Ik kijk met liefde naar het portret van mijn jeugd, gemaakt door de beroemde fotograaf Paul Huf. Papa, mama, broers Evert, Erick en Peter en pop Bella. Wat ik zie, is traditie, stijl, een aanwezige familie, levendig en ondernemend; mensen met een eigen wens om te willen vervullen. We hebben de kunst van het harde werken geleerd. Alle kinderen zijn op een internaat gezet, dat gaf ons zelfstandigheid én een groepsgevoel. We waren strijdlustige kinderen en ondanks dat het niet altijd fijn was weg te zijn van het gezin, maakten we er altijd wat van en vonden we onze weg. De puberteit heb ik overgeslagen, zo snel werd ik volwassen.
Mijn broer Peter werd in 2013 directeur van Make-A-Wish. Hij haalde mij erbij. Hoewel ik zelf geen kinderen heb, had ik een enorme drang iets terug te doen voor de wereld, omdat er in mijn jeugd van alles altijd zo veel was, terwijl we niet echt rijk waren. Als je je realiseert dat kinderen door ziekte ineens zo weinig hebben, wil je iets betekenen. Zo hadden mijn ouders het me meegegeven: sta altijd klaar voor de ander.
Ziekte en pijn kunnen je leven totaal beheersen, maar een wens haalt de ziekte even in en brengt genot, opwinding, plezier, fantasie. De verrassing sluipt langzaam bij je naar binnen en geeft het grijze bestaan weer kleur. Ik ben zelf door een dal gegaan, met een burn-out en het verlies van mijn stem. Na mijn comeback kwam het kind in mij terug. Ik moest leren weer totaal terug te keren naar mijn kern. Mijn haptonoom had mij een lintje gegeven en tijdens een repetitie zat ik zo in het moment dat ik als een klein meisje met dat lintje ging spelen. Ik was aan het kirren van blijdschap. Ik fladderde door de lucht en voelde de dankbaarheid van een kind. Ik was er weer! En dat gevoel gun ik de kinderen van Make-A-Wish. Dat is de wens.’
Thomas Acda
‘Ze kwamen me uit de klas halen, ik zat in de derde van de basisschool: een jochie van acht dat mee moest doen met het schoolvoetbalteam van de zesde, jongens van twaalf. Ik kreeg een heel grote broek aan en vanaf toen heette ik ‘de tent’. Het meest trotse moment uit mijn jeugd. Ik was de middelste zoon van een moeder die me leerde hoe belangrijk het was om om half vier met de thee en de chocolaatjes klaar te zitten en een vader die iedere avond dezelfde vraag stelde: “Noem drie dingen die je vandaag geleerd hebt.” Mijn ouders konden dat goed, de juiste dingen zeggen.
‘Lucy, mijn dochter van inmiddels twaalf, zat een keer met mij naar televisie te kijken toen we een reclamespot van Make-A-Wish zagen. “Daar moet jij iets voor doen,” zei ze. En zo regel ik de beroemde mensen voor Make-A-Wish. Als het de wens is van de kleine Sem om Jan Smit te ontmoeten, ga ik bellen. En regelen. En fotootjes nemen. Een heel mooie manier mijn dochter te laten zien dat je wat terug moet geven aan de samenleving. “Een stoel in de hemel,” zei mijn moeder altijd als je iets goeds deed zonder een tegenprestatie te verwachten. En zo is het ook, je moet elkaar helpen. Zeker als het om kinderen gaat. Want als het leven niet om hen draait, om wat dan wel? Het mooie aan Make-A-Wish is het hele plan waarmee ze werken, waardoor het hoofdje van het kind steeds weer wordt weggehaald van de chemo, de operaties en alle ellende en naar leuke dingen wordt getrokken als: hoe zie je de ontmoeting met die en die voor je, wat trek je aan, wat wil je graag eten? En dan uiteindelijk die trots op hun gezichtjes als iets gebeurt wat de stoutste dromen overtreft. Die trots is goud waard, daar weet ik alles van.’